- met Jezus naar Cornillon : Jesus was een misbruikte gastje van 8 jaar dat ik met vier uur motto en twee uur bergwandeling naar zijn moeder had teruggevoerd.
- de vier uur durende reis op het dak van de bus tussen Wanament en Au Cap met ons broertje, Bart, vers aangekomen in Haiti, en de kippen die fungeerden als schokdemper.
- het verlaten strand (Grand Goave) met onze canadese vrijwilleger, Hunter, en al de buren, met Mama Beatrice als moederkip!
- de oversteek in de bergen van Furcy met Tiniko en Ingrid, in de bergen waar het zo koud was dat we een knapperend haardvuurtje nodig hadden...
- de berg met de resterende 2% van originele bossen van Haiti, Pic Macaya met een paar franse vrienden: Solene, Pascal en de vrijwilligers van Camp Perin, met zelfs een luikenaar ertussen.
- het carnavalfeest van Jacmel met Kieron : al is het niet Rio de Janeiro, toch onvergetelijk (hoewel ik toch bepaalde zwarte gaten heb)...
- de reis naar Wanament met mijn bazin, Colette, die de triestige taak heeft gehad om de bloedzweer uit te duwen die ik toen had, de grootte van een golfbal, dus je kunt je voorstellen...
- een conferentie op het eiland van Tobago georganiseerd door het Hoog Commissariaat voor Vluchtelingen van de VN, waarvoor wij werkten als Honorary Liason.
- Saut d'eau : mystieke waterval voor voudou sessies met Pieter
- Souvenance met… wel, iedereen lijkt het zo wel
Thursday, March 30, 2006
Haiti in 10: D - Tien beste tripjes (zoekende naar die magische combinatie van met wie naar waar)
Sunday, March 26, 2006
Dagboek - pix d'Haiti
Port au Prince, Haïti
22 februari 2004
Created with Admarket's flickrSLiDR.
Bijna in mijn vijfde maand al (jongens, dat klinkt alsof ik zwanger ben), en wat gaan de dingen snel.
Zoals voorspelbaar (en voorspeld), geniet ik momenteel het twijfelachtige genoegen om in een land te verblijven dat in de kijker loopt, beschreven in de internationale pers met woorden als “de vreedzame oppositieheeft alle voorstellen tot verkiezingen geweigerd zolang als Aristide nog President is”, “de gewapende rebellen hebben weeral een stad in het noorden ingenomen”, “een land momenteel aan de rand van de burgeroorlog” of, één van mijn favoriete terugkomertjes: “internationale bemiddeling met huidig president Jean-Bertrand Aristide hebben tot niets geleid”.
Als ik de beelden zie op TV van verkeerd gedraaide manifestaties, van geuniformde rebellen en brandende banden, dan heb ik de indruk dat het over Kosovo gaat, of Sarajevo. Op de buis, in de kranten en op de radio lijkt alsof er hier een burgeroorlog woedt met honderden slachtoffers, algemene chaos, en dan die spectaculaire rumeurs die tot de verbeelding spreken met termen zoals “kannibalenlegers”, “bloeddrinkers”, of zoals vaak wordt gedacht in de Dominicaanse Republiek, “kindereters” terwijl er een vijftigtal doden zijn gevallen hier in Port au Prince sinds het begin van de “troubles”, (zoals eerder gezegd zijn betrouwbare cijfers hier zeer moeilijk te verkrijgen), waarvan dertig in de hoogdagen rond het vertrek van Aristide. Die beelden hebben echter wel tot gevolg, de verschillende emails van vrienden en familieleden, met boodschappen gaande van “je bent toch wel voorzichtig he?” tot “zijt ge daar nu nog? Zoudt ge niet beter snel terug komen?!”. En om eerlijk te zijn hebben vele van die boodschappen zo’n onderliggend idee van: “waar heeft die Bruno zich nu toch weer in gestoken? Wat spookt hij daar nu toch in hemelsnaam uit?”. Maar als ik uit het raam van mijn bureau kijk, dan lijkt het mij alsof er weinig is veranderd, alsof sinds mijn aankomst de dingen niet zo veel zijn verergerd. Hoe het eraan aan toegaat in de andere Haitiaanse steden kan ik moeilijk zeggen, heb ik moeilijk kijk op, maar als ik mijn dagelijks leven vergelijk met de TV-beelden en foto’s van Port au Prince, lijkt het allemaal zo dramatisch. Inderdaad, 15 pompstations zijn vernietigd geweest, en een aantal supermarkten, banken en depots geplunderd, maar een klein stemmetje in mijn hoofd zegt me dat het elders in de wereld zeker zo erg moet zijn, zo niet erger.
En dat is zowat het interessantste van cooperant zijn, het dagdagelijks zien van iets dat ik normaal gezien enkel zijdelings zou volgen op TV. Maar dan besef je ook de moeilijkheid van deze brugfunctie tussen Noord en Zuid: hoe kan je nu in hemelsnaam realiteiten die zo verschillend zijn van iemands anders leefwereld laten aanvoelen? Oh, mijn persoonlijke indrukken begrijpen de mensen meestal wel, hoe ik me voel etc, maar hoe de situatie HIER echt is, wat de oorzaken zijn, hoe het gaat gaan… Nauwelijks uit te leggen of over te brengen. Net zoals ik voor ik vertrok me niet echt een beeld kon vormen van hoe Port au Prince zou zijn. Vol krottenwijken, met lijken op alle straathoeken? Schrijnende tegenstellingen van rijkdom en armoede? Het klinkt altijd zo cliché, als uit een TV documentaire.
Wat heb ik nu uitgespookt tijdens die crisisdagen?
De Haitiaanse NGO die mij tewerkstelt, de Groupe d’Appui aux Réfugies et Rapatries (GARR - www.garrhaiti.org), begon een tiental jaar geleden met de opvang van Haitianen die in het buurland, de Dominicaanse gingen werken en na controle werden teruggestuurd (emigratie is een belangrijke trend in Haïti, zoals in de meeste arme landen, en het geld dat van deze “diaspora” terug naar Haïti wordt gestuurd, is groter dan de internationale hulp, privé en publiek). Met de vele klachten over mensenrechtenschendingen tijdens deze repatriëringen en uitwijzingen, en omdat de problematische relaties tussen de Haitiaanse en de Dominicaanse maatschappijen eigenlijk het onderliggende probleem waren, begon de GARR haar terrein uit te breiden om een betere verstandhouding tussen de politiekers en de volkeren van de twee buurlanden te promoten. Momenteel concentreren wij ons op de hele grenszone en gebruiken de rechten van de mensen als middel om een discussie op gang te brengen tussen de bewoners van deze regio en de zogenaamde “usagers de la frontière” (uitdrukking die mij altijd aan het lachen heeft gebracht).
De GARR heeft altijd vermeden om een publiek standpunt pro of contre-Aristide te zijn, al waren een paar van onze medewerkers erg actief in de “oppositie”. Tijdens deze crisis kregen we echter meerdere mensen die schrik hadden voor vervolging, studenten die gewond waren of families waarvan het huis verwoest werd. Ze wendden zich tot de GARR omwille van de “vluchtelingen” in onze titel, hoewel het eigenlijk niet de bedoeling van GARR is mensen te helpen vertrekken. Maar geconfronteerd met al die trieste verhalen, gevallen van mensen die hun vrouw hebben zien verbranden, of die zich al maanden verbergen, bij vrienden en familie blijven tot die uit schrik of armoede hen vroegen te vertrekken, ja, toen hebben we toch een aantal mensen geholpen om clandestien de Dominicaanse grens over te steken en ze zo in veiligheid te brengen. Nu moet ik wel zeggen dat de opvang daar wel heel simpel en amateuristisch was, en dat de Dominicaanse Republiek alles deed om vluchtelingen te ontmoedigen, tot zelfs uitwijzingen op het ergste moment van de crisis… Er is nog veel werk voor de boeg voordat er aan die kant een begrip en sensibilisatie komt voor de Haitiaanse situatie. Maar aan de andere kant waren er organisaties en mensen met wie we gewoonlijk werken die hartroerende blijken van medeleven en steun gaven…
Een (werk)dag uit het leven van een Volens-cooperant in Haïti:
- wakker worden rond 6u ’s morgens, met de hanen die kraaien (en neen, ik zit niet op de boerenbuiten, maar in het midden van de stad). Eerste daad van de dag: kijken of we tijdens de nacht elektriciteit hebben gekregen, element dat een groot deel van de rest van de dag bepaald. Vragen aan Marie-Claude en Sandlie (mijn twee Haitiaanse flatgenoten) of ze goed geslapen hebben en antwoorden met: “Moi aussi, grace à Dieu!”. Ontbijt meestal bestaande uit spaghetti met worst (ik heb ze kunnen overhalen de twee hamburgers ’s morgens te laten vallen, grace à Dieu!) met een glas vers fruitsap (aaahhhh, hiervoor was ik gekomen, neen?) of oplosmelk (minder aaahhh).
- 7u50: op naar het werk, te voet want het gaat toch naar beneden. Onderweg kruis ik regelmatig een ander blank meisje dat vriendelijk glimlacht en elke keer zeg ik me dat ik haar toch maar eens moet aanspreken, volgens mij werkt ze bij de PNUD net tegenover mijn huis… ik vind het charmant dat ze ook wandelt naar haar werk.
- 8u: zoals meestal, als eerste op het bureau, gezien ik niet via tap tap door het helse morgenverkeer moet komen. Ik groet onze bewaker, Evrard met wat Creools geklets. Snel even de internetcomputer aan en mijn ochtendtour beginnen: even piepen naar de internationale pers, StuBru opzetten en mijn persoonlijke mails controleren (tenslotte zijn ze al zes uur aan het werken in Europa, meestal wachten er wel enkele berichten op me in mijn inbox, altijd fijn om de dag zo te beginnen)….
- tegen 8u30-9u: de anderen zijn aangekomen (in totaal een tiental), en bij aankomst nemen we steeds enkele minuten om te vragen hoe iedereen heeft geslapen, altijd een onderwerp ter discussie…. Colette, mijn verantwoordelijke, komt toe en soms sta ik ervan te kijken hoe goed die turban haar staat.
- 9u30: onze wekelijkse vergadering zou moeten beginnen
- 10u00: als we eens zouden beginnen met het opstellen van de dagorde… nog even snel die email beantwoorden
- 10u30: onze wekelijkse vergadering begint: dagorde: analyse van de conjunctuur (=uitwisselen van nieuwtjes en geruchten), excuses voor niet uitgevoerde taken van de voorbije week en het plannen van de komende week
- 12u30: met een diepe zucht, kijkend naar mijn te doen-lijst, er maar aan beginnen. Waarom, oh, waarom stel ik steeds dingen voor die GARR zou moeten doen, en waarmee ik dan zit opgescheept? Ik ben zeker dat één van de taken van een cooperant het spreiden van verantwoordelijkheden is, hoe komt het toch dat het altijd in mijn maag wordt gesplitst? Ach, laten we maar beginnen met dat telefoontje, dat is het gemakkelijkste, mijn middagmaal gaat even moeten wachten.
- 12u40: na tien minuten vruchteloze pogingen, aanvaard ik het: oké, de telefoon werkt weeral niet, en deze taak zag er nog het gemakkelijkste uit. Zullen we maar een email sturen en bidden voor een antwoord. Verbazend hoe (bij?)gelovig je hier wordt… we zullen maar gaan eten.
- 12h41: ah ja, terwijl ik eraan denk, nog snel even die verwijzing in ons jaarlijks rapport up to date brengen…
- 13u50: oeps, waar is de tijd naar toe gegaan? Voor de zoveelste maal vervloek ik dit rapport dat begint te lijken op een bodemloze put: er blijven dingen aan te doen. En het zou al drie weken geleden af moeten zijn…
- 14u: naar het parket om een dossier betreffende een moord in de grenszone binnen te steken. Pleiten met de verantwoordelijke om toch alsjeblief te tekenen voor ontvangst. Dit houdt in: hopen op goodwill door uit te leggen dat mijn bazin een slavendrijfster is en mij zal ketenen als ik niet terugkom met bovenvermeld getekend document, smeken met de omstandigheden van het dossier (22 jarige Haitiaan vermoord door onbekende Dominicaan terwijl hij illegaal houtskool maakte, laat kersverse zwangere bruid achter), tot ik uiteindelijk een visite kaartje van de Algemene Procureur kan laten zien en zo kan bewijzen dat ik met God Himself in nauw persoonlijk contact sta. Terug naar het bureau. Nog steeds niet gegeten, we zullen maar snel onze noodvoorraad cornflakes aanspreken.
- 14u40: voorbereiding van de vorming die ik zou moeten geven aan onze lokale Mensenrechten comités.
- 14u45: schoten in de straat, zonder algemene consternatie tot gevolg. Eén iemand piept door het raam.
- 15u10: Iemand van de het platteland (“la Province”) komt langs (zonder afspraak natuurlijk) voor een consultatie. Nauwelijks te verstaan Creools maar met handen en voeten komen we eruit. Hij wil het land verlaten want zijn vrouw werd vermoord door chimeres. Toont me foto’s van het lijk, moet even slikken. Heeft hij klacht ingediend bij de politie? Neen, want te erg schrik voor vervolging. Bovendien, het haalt toch niets uit. Daarentegen is hij wel naar de pers gestapt en toont me trots twee artikels (soms denk ik dat ik deze mensen nooit ga begrijpen). Ik leg hem uit dat we normaal gezien geen mensen helpen om het land uit te vluchten, enkel als die mensen zelf gevaar lopen. Kan ik hem dan niet een beetje geld geven, want hij heeft zelfs geen geld meer om terug te keren? Zucht…
- 15u55: de kleine van de chauffeur komt langs, evenement met wel een algemene consternatie tot gevolg. Een kwartier “ooh’s” en “aah’s” en baby-Creools, te grappig.
- 16u15: grote discussie over het gebruik van de auto (onze enigste 4x4) voor morgen – conflict tussen sectie Assistance Legale (met ondergetekende) die aan de grens klacht moet indienen - en de sectie Communicatie (met knappe maar volhardende Beaudelaine) die de maandelijkse nieuwsbrief moet verspreiden. We gaan in appel bij Colette, aanvaardbare compromis: ik ga morgen met de motto naar het platteland maar kan de 4x4 de dag erna gebruiken…
- 17u30: telefoontje van Marie-Claude, mijn flatgenoot: heb ik wel gegeten en ik moet dringend naar huis komen, voor het te donker wordt. Geruststellingen.
- 18u: donker, ik zou toch maar beter vertrekken, iedereen heeft het al afgebold. Ga ik nog langs bij de fitness onderweg? Probleem opgelost voor mij: gesloten voor onduidelijke reden.
- 18u15 thuis en eten. Jeezes, weeral witte rijst met bonensaus… Komt ervan als ik niet zelf kook… Morgen toch maar eens tijd nemen om uit te gaan eten.
- 18u45 douche nemen. Geen elektriciteit dus bij kaarslicht met een bekertje water scheppen. Het zou romantisch zijn moest het niet elke dag zo zijn. Ah, maar het doet toch zo deugd.
- 19u: even Sandlie helpen met haar Engelse lessen. Jerkie, een analyse van liedje van Shaggy, onbegrijpelijk.
- 20u: nog even knutselen om mijn Kolonisten van Katan-set kompleet te maken, dit weekend gaan we het spelen met een koppel Canadese cooperanten. Verheug me er al op.
- 20u30 Marie-Claude, een 34 jarige zelfstandige verpleegster ziet me mijn rug krommen na het zitten van de hele dag en stelt me een massage voor. Aaaahhhhh…
- 21u Blaas die kaars uit, slaapwel.
22 februari 2004
Created with Admarket's flickrSLiDR.
Bijna in mijn vijfde maand al (jongens, dat klinkt alsof ik zwanger ben), en wat gaan de dingen snel.
Zoals voorspelbaar (en voorspeld), geniet ik momenteel het twijfelachtige genoegen om in een land te verblijven dat in de kijker loopt, beschreven in de internationale pers met woorden als “de vreedzame oppositieheeft alle voorstellen tot verkiezingen geweigerd zolang als Aristide nog President is”, “de gewapende rebellen hebben weeral een stad in het noorden ingenomen”, “een land momenteel aan de rand van de burgeroorlog” of, één van mijn favoriete terugkomertjes: “internationale bemiddeling met huidig president Jean-Bertrand Aristide hebben tot niets geleid”.
Als ik de beelden zie op TV van verkeerd gedraaide manifestaties, van geuniformde rebellen en brandende banden, dan heb ik de indruk dat het over Kosovo gaat, of Sarajevo. Op de buis, in de kranten en op de radio lijkt alsof er hier een burgeroorlog woedt met honderden slachtoffers, algemene chaos, en dan die spectaculaire rumeurs die tot de verbeelding spreken met termen zoals “kannibalenlegers”, “bloeddrinkers”, of zoals vaak wordt gedacht in de Dominicaanse Republiek, “kindereters” terwijl er een vijftigtal doden zijn gevallen hier in Port au Prince sinds het begin van de “troubles”, (zoals eerder gezegd zijn betrouwbare cijfers hier zeer moeilijk te verkrijgen), waarvan dertig in de hoogdagen rond het vertrek van Aristide. Die beelden hebben echter wel tot gevolg, de verschillende emails van vrienden en familieleden, met boodschappen gaande van “je bent toch wel voorzichtig he?” tot “zijt ge daar nu nog? Zoudt ge niet beter snel terug komen?!”. En om eerlijk te zijn hebben vele van die boodschappen zo’n onderliggend idee van: “waar heeft die Bruno zich nu toch weer in gestoken? Wat spookt hij daar nu toch in hemelsnaam uit?”. Maar als ik uit het raam van mijn bureau kijk, dan lijkt het mij alsof er weinig is veranderd, alsof sinds mijn aankomst de dingen niet zo veel zijn verergerd. Hoe het eraan aan toegaat in de andere Haitiaanse steden kan ik moeilijk zeggen, heb ik moeilijk kijk op, maar als ik mijn dagelijks leven vergelijk met de TV-beelden en foto’s van Port au Prince, lijkt het allemaal zo dramatisch. Inderdaad, 15 pompstations zijn vernietigd geweest, en een aantal supermarkten, banken en depots geplunderd, maar een klein stemmetje in mijn hoofd zegt me dat het elders in de wereld zeker zo erg moet zijn, zo niet erger.
En dat is zowat het interessantste van cooperant zijn, het dagdagelijks zien van iets dat ik normaal gezien enkel zijdelings zou volgen op TV. Maar dan besef je ook de moeilijkheid van deze brugfunctie tussen Noord en Zuid: hoe kan je nu in hemelsnaam realiteiten die zo verschillend zijn van iemands anders leefwereld laten aanvoelen? Oh, mijn persoonlijke indrukken begrijpen de mensen meestal wel, hoe ik me voel etc, maar hoe de situatie HIER echt is, wat de oorzaken zijn, hoe het gaat gaan… Nauwelijks uit te leggen of over te brengen. Net zoals ik voor ik vertrok me niet echt een beeld kon vormen van hoe Port au Prince zou zijn. Vol krottenwijken, met lijken op alle straathoeken? Schrijnende tegenstellingen van rijkdom en armoede? Het klinkt altijd zo cliché, als uit een TV documentaire.
Wat heb ik nu uitgespookt tijdens die crisisdagen?
De Haitiaanse NGO die mij tewerkstelt, de Groupe d’Appui aux Réfugies et Rapatries (GARR - www.garrhaiti.org), begon een tiental jaar geleden met de opvang van Haitianen die in het buurland, de Dominicaanse gingen werken en na controle werden teruggestuurd (emigratie is een belangrijke trend in Haïti, zoals in de meeste arme landen, en het geld dat van deze “diaspora” terug naar Haïti wordt gestuurd, is groter dan de internationale hulp, privé en publiek). Met de vele klachten over mensenrechtenschendingen tijdens deze repatriëringen en uitwijzingen, en omdat de problematische relaties tussen de Haitiaanse en de Dominicaanse maatschappijen eigenlijk het onderliggende probleem waren, begon de GARR haar terrein uit te breiden om een betere verstandhouding tussen de politiekers en de volkeren van de twee buurlanden te promoten. Momenteel concentreren wij ons op de hele grenszone en gebruiken de rechten van de mensen als middel om een discussie op gang te brengen tussen de bewoners van deze regio en de zogenaamde “usagers de la frontière” (uitdrukking die mij altijd aan het lachen heeft gebracht).
De GARR heeft altijd vermeden om een publiek standpunt pro of contre-Aristide te zijn, al waren een paar van onze medewerkers erg actief in de “oppositie”. Tijdens deze crisis kregen we echter meerdere mensen die schrik hadden voor vervolging, studenten die gewond waren of families waarvan het huis verwoest werd. Ze wendden zich tot de GARR omwille van de “vluchtelingen” in onze titel, hoewel het eigenlijk niet de bedoeling van GARR is mensen te helpen vertrekken. Maar geconfronteerd met al die trieste verhalen, gevallen van mensen die hun vrouw hebben zien verbranden, of die zich al maanden verbergen, bij vrienden en familie blijven tot die uit schrik of armoede hen vroegen te vertrekken, ja, toen hebben we toch een aantal mensen geholpen om clandestien de Dominicaanse grens over te steken en ze zo in veiligheid te brengen. Nu moet ik wel zeggen dat de opvang daar wel heel simpel en amateuristisch was, en dat de Dominicaanse Republiek alles deed om vluchtelingen te ontmoedigen, tot zelfs uitwijzingen op het ergste moment van de crisis… Er is nog veel werk voor de boeg voordat er aan die kant een begrip en sensibilisatie komt voor de Haitiaanse situatie. Maar aan de andere kant waren er organisaties en mensen met wie we gewoonlijk werken die hartroerende blijken van medeleven en steun gaven…
Een (werk)dag uit het leven van een Volens-cooperant in Haïti:
- wakker worden rond 6u ’s morgens, met de hanen die kraaien (en neen, ik zit niet op de boerenbuiten, maar in het midden van de stad). Eerste daad van de dag: kijken of we tijdens de nacht elektriciteit hebben gekregen, element dat een groot deel van de rest van de dag bepaald. Vragen aan Marie-Claude en Sandlie (mijn twee Haitiaanse flatgenoten) of ze goed geslapen hebben en antwoorden met: “Moi aussi, grace à Dieu!”. Ontbijt meestal bestaande uit spaghetti met worst (ik heb ze kunnen overhalen de twee hamburgers ’s morgens te laten vallen, grace à Dieu!) met een glas vers fruitsap (aaahhhh, hiervoor was ik gekomen, neen?) of oplosmelk (minder aaahhh).
- 7u50: op naar het werk, te voet want het gaat toch naar beneden. Onderweg kruis ik regelmatig een ander blank meisje dat vriendelijk glimlacht en elke keer zeg ik me dat ik haar toch maar eens moet aanspreken, volgens mij werkt ze bij de PNUD net tegenover mijn huis… ik vind het charmant dat ze ook wandelt naar haar werk.
- 8u: zoals meestal, als eerste op het bureau, gezien ik niet via tap tap door het helse morgenverkeer moet komen. Ik groet onze bewaker, Evrard met wat Creools geklets. Snel even de internetcomputer aan en mijn ochtendtour beginnen: even piepen naar de internationale pers, StuBru opzetten en mijn persoonlijke mails controleren (tenslotte zijn ze al zes uur aan het werken in Europa, meestal wachten er wel enkele berichten op me in mijn inbox, altijd fijn om de dag zo te beginnen)….
- tegen 8u30-9u: de anderen zijn aangekomen (in totaal een tiental), en bij aankomst nemen we steeds enkele minuten om te vragen hoe iedereen heeft geslapen, altijd een onderwerp ter discussie…. Colette, mijn verantwoordelijke, komt toe en soms sta ik ervan te kijken hoe goed die turban haar staat.
- 9u30: onze wekelijkse vergadering zou moeten beginnen
- 10u00: als we eens zouden beginnen met het opstellen van de dagorde… nog even snel die email beantwoorden
- 10u30: onze wekelijkse vergadering begint: dagorde: analyse van de conjunctuur (=uitwisselen van nieuwtjes en geruchten), excuses voor niet uitgevoerde taken van de voorbije week en het plannen van de komende week
- 12u30: met een diepe zucht, kijkend naar mijn te doen-lijst, er maar aan beginnen. Waarom, oh, waarom stel ik steeds dingen voor die GARR zou moeten doen, en waarmee ik dan zit opgescheept? Ik ben zeker dat één van de taken van een cooperant het spreiden van verantwoordelijkheden is, hoe komt het toch dat het altijd in mijn maag wordt gesplitst? Ach, laten we maar beginnen met dat telefoontje, dat is het gemakkelijkste, mijn middagmaal gaat even moeten wachten.
- 12u40: na tien minuten vruchteloze pogingen, aanvaard ik het: oké, de telefoon werkt weeral niet, en deze taak zag er nog het gemakkelijkste uit. Zullen we maar een email sturen en bidden voor een antwoord. Verbazend hoe (bij?)gelovig je hier wordt… we zullen maar gaan eten.
- 12h41: ah ja, terwijl ik eraan denk, nog snel even die verwijzing in ons jaarlijks rapport up to date brengen…
- 13u50: oeps, waar is de tijd naar toe gegaan? Voor de zoveelste maal vervloek ik dit rapport dat begint te lijken op een bodemloze put: er blijven dingen aan te doen. En het zou al drie weken geleden af moeten zijn…
- 14u: naar het parket om een dossier betreffende een moord in de grenszone binnen te steken. Pleiten met de verantwoordelijke om toch alsjeblief te tekenen voor ontvangst. Dit houdt in: hopen op goodwill door uit te leggen dat mijn bazin een slavendrijfster is en mij zal ketenen als ik niet terugkom met bovenvermeld getekend document, smeken met de omstandigheden van het dossier (22 jarige Haitiaan vermoord door onbekende Dominicaan terwijl hij illegaal houtskool maakte, laat kersverse zwangere bruid achter), tot ik uiteindelijk een visite kaartje van de Algemene Procureur kan laten zien en zo kan bewijzen dat ik met God Himself in nauw persoonlijk contact sta. Terug naar het bureau. Nog steeds niet gegeten, we zullen maar snel onze noodvoorraad cornflakes aanspreken.
- 14u40: voorbereiding van de vorming die ik zou moeten geven aan onze lokale Mensenrechten comités.
- 14u45: schoten in de straat, zonder algemene consternatie tot gevolg. Eén iemand piept door het raam.
- 15u10: Iemand van de het platteland (“la Province”) komt langs (zonder afspraak natuurlijk) voor een consultatie. Nauwelijks te verstaan Creools maar met handen en voeten komen we eruit. Hij wil het land verlaten want zijn vrouw werd vermoord door chimeres. Toont me foto’s van het lijk, moet even slikken. Heeft hij klacht ingediend bij de politie? Neen, want te erg schrik voor vervolging. Bovendien, het haalt toch niets uit. Daarentegen is hij wel naar de pers gestapt en toont me trots twee artikels (soms denk ik dat ik deze mensen nooit ga begrijpen). Ik leg hem uit dat we normaal gezien geen mensen helpen om het land uit te vluchten, enkel als die mensen zelf gevaar lopen. Kan ik hem dan niet een beetje geld geven, want hij heeft zelfs geen geld meer om terug te keren? Zucht…
- 15u55: de kleine van de chauffeur komt langs, evenement met wel een algemene consternatie tot gevolg. Een kwartier “ooh’s” en “aah’s” en baby-Creools, te grappig.
- 16u15: grote discussie over het gebruik van de auto (onze enigste 4x4) voor morgen – conflict tussen sectie Assistance Legale (met ondergetekende) die aan de grens klacht moet indienen - en de sectie Communicatie (met knappe maar volhardende Beaudelaine) die de maandelijkse nieuwsbrief moet verspreiden. We gaan in appel bij Colette, aanvaardbare compromis: ik ga morgen met de motto naar het platteland maar kan de 4x4 de dag erna gebruiken…
- 17u30: telefoontje van Marie-Claude, mijn flatgenoot: heb ik wel gegeten en ik moet dringend naar huis komen, voor het te donker wordt. Geruststellingen.
- 18u: donker, ik zou toch maar beter vertrekken, iedereen heeft het al afgebold. Ga ik nog langs bij de fitness onderweg? Probleem opgelost voor mij: gesloten voor onduidelijke reden.
- 18u15 thuis en eten. Jeezes, weeral witte rijst met bonensaus… Komt ervan als ik niet zelf kook… Morgen toch maar eens tijd nemen om uit te gaan eten.
- 18u45 douche nemen. Geen elektriciteit dus bij kaarslicht met een bekertje water scheppen. Het zou romantisch zijn moest het niet elke dag zo zijn. Ah, maar het doet toch zo deugd.
- 19u: even Sandlie helpen met haar Engelse lessen. Jerkie, een analyse van liedje van Shaggy, onbegrijpelijk.
- 20u: nog even knutselen om mijn Kolonisten van Katan-set kompleet te maken, dit weekend gaan we het spelen met een koppel Canadese cooperanten. Verheug me er al op.
- 20u30 Marie-Claude, een 34 jarige zelfstandige verpleegster ziet me mijn rug krommen na het zitten van de hele dag en stelt me een massage voor. Aaaahhhhh…
- 21u Blaas die kaars uit, slaapwel.
Haiti - le debut
December 2003
Ik ben dit weekend verhuisd naar het centrum en woon dus niet meer bij Colette, in afzondering ver weg van het centrum van Port au Prince. Ik verblijf nu voorlopig bij Mme Mimine, een dame die een kamer verhuurt tegen 500FB per dag… normaal gezien gaat VOLENS dat wel betalen….
ikke – Mme Mimine (58, zou je niet zeggen he) – dochter Barbara (geneeskunde studeert – als er geen staking is zoals nu) – en Wadline
Dit weekend heb ik van mijn nieuwe centrale ligging geprofiteerd om een aantal uitstapjes te doen en wat in het centrum rond te kijken. Heb kennis gemaakt met een paar Canadese cooperanten (hoewel, met het salaris dat zij hebben men ze moeilijk kan vergelijken met ons…) en we zijn uit geweest en naar de bergen hier. Fijn om Port au Prince eens te verlaten en wat frisse lucht te gaan halen.
Ik heb me ook ingeschreven bij het Belgische ereconsulaat hier, waarvan de gegevens hier zijn: en de consul vroeg of ik even wou blijven kletsen, wat wel een grappige affaire was. Daar zit ik op hem te wachten in de schitterende tuin van zijn residentie, komt hij afbollen in zijn rolstoel (weeral een moment van gêne als ik zijn hand wil schudden en merk dat die ook verlamd is….). Hij had blijkbaar mijn inschrijvingsformulier gelezen en weet dat ik ga werken rond mensenrechten (kent ook Seppe). Het eerste wat hij zegt als hij dichtbij genoeg is, is:”aha, vous travaillez sur les droits de l’homme, vous avez du pain sur la planche ici, car avec cet enfoiré d’un Aristide, c’est un beau bordel ici…” Het moet gezegd worden, hij wikkelde er geen doekjes rond… Het geeft me nog een beetje hoop in de diplomatie als zo’n mensen nog steeds aan de slag kunnen
Vorige week zijn we naar het platteland geweest, redelijk dicht bij de grens (op 60km afstand maar we doen er wel 3 uur over, zo slecht zijn de wegen hier – verplichte 4x4). Er is daar een heel netwerk van mensen die illegaal de grens oversteken naar de DR om daar steenkool te fabriceren aangezien er daar nog bomen staan. Dat is natuurlijk verboden door de DR en begin november is een van die mensen neergeschoten geweest zonder waarschuwing door een boswachter… Nu zouden wij moeten klacht gaan indienen met hun in de DR en hopen dat er iemand gestraft gaat worden. Ja ja, ’t is allemaal van alles en dat is nie niks, zeg ik altijd. Het was wel indrukwekkend. Lijkt wel of ik in zo’n film meespeel, van advocaten die de wereld even gaan redden en veranderen… Ik moet zeggen dat ik razend was op hoe de cooperant die ik ga vervangen, maar denderend weinig hoop gaf of medeleven betuigde… Hij had ze bijna verweten dat ze het lijk zijn gaan halen en in Haïti hebben begraven, omdat dat natuurlijk juridisch gezien niet al te slim is… maar wat kun je verwachten? Een jaar geleden was er al iets dergelijks gebeurd en toen was het lichaam verbrand en verborgen geweest door onbekenden… waarschijnlijk militairen dus.
Begin volgende week (maandag) vertrek ik naar de Dominicaanse Republiek, om daar deel te nemen aan een seminarie over trafic en traite des etres humains. Het is best wel tof, we hebben er vrijdag hier eerst een interne vergadering over gehad en ben redelijk vaak tussen gekomen… en nu hebben ze mij gevraagd om een tekst te schrijven over het officiële standpunt van de GARR, dat daar in de DR dus gaat voorgesteld worden.. Wooow! Ter info voor jullie stuur ik mijn eerste klad eens door naar jullie, moesten jullie opmerkingen hebben…
Verder ben ik ook gaan kijken voor een vliegtuigticket voor ons moeder, maar dat ziet er slecht uit. Het goedkoopste dat er voor het moment was, was 1.700US voor de 2de januari en voor die prijs kan je makkelijker later nog eens terugkomen. Ik weet nog niet wat ik juist ga doen dan voor de feesten, naar het schijnt is er hier een vereniging die activiteiten doet om de Haitiaanse cultuur te ontdekken en dan ga ik daar eens rondkijken, zien of ze niets doen voor kerstmis of nieuwjaar…. Het buro opent hier weer de 5de januarie, werk ik hier ditmaal zonder Seppe (ah, mijn eigen computer en motto!!) tot de 15de, dan is het de Assemblee Generale hier (belooft interessant te worden, planning en zo voor de komende twee jaren….) en dan zou ik de laatste twee weken van januari ergens op het platteland creools gaan leren, liefst dicht bij de grens om tegelijk wat kennis te maken met die hele problematiek… Maar dan zal het dus wel voor een tijdje bye bye zijn qua internet en electriciteit he.
Verder technologisch en communicatienieuws: volgens een aantal mensen hier gaat mijn GSM toch niet werken hier, maar misschien wel in de Dominicaanse republiek. Hier werkt men blijkbaar niet eens met SIM kaarten maar met een persoonlijk nummer per telefoon. Ga dat toch nog eens verder navragen maar ziet er dus slecht uit. Moeder: kun je toch de Bosch GSM meebrengen als je hem anders niet nodig hebt?
Ja, al die verschillende praktische dingen om te regelen gaan hier echt niet vanzelf… Ik moet ook nog steeds een woning zoeken voor vanaf januari of februari maar dat gaat hier ook niet zomaar.
5 december 2003
Bij huis van Madame Mimine, Port au Prince, Haiti
Yep, momenteel bijna een hele maand op Hispaniola, hoog tijd voor een update.
Op persoonlijk vlak:
Ach, de eenzaamheid begint men nu eenmaal te voelen na een maand he. Er is, vind ik, een groot verschil tussen het gevoel van eenzaamheid als men dat verwachtte, als dat er zogezegd “bijhoort”, bv toen ik alleen op reis vertrok en rondtrok zonder ergens langer dan drie dagen te blijven. Dan verwacht men dat zonder banden zijn, dat is er juist deel van, onafhankelijk en alleen, zonder ergens thuis te horen. Volg de leuze: “Home is where you hang your hat” en hoop dat er daar een douche is.
Het grote verschil is dat ik weet dat ik hier ga blijven wonen, dus met totaal andere doelstellingen: ik probeer me hier thuis te voelen, me te installeren, een nest te bouwen. En dan gaat men na een maand wel evalueren: “Waar ben ik al? Heb ik al een huis, een begin van een vriendenkring, een diepere relatie met mensen dan gewoon de “nieuwkomer” te zijn?”. En de antwoorden op die vragen geven een heel ander gevoel, niet alsof die isolering erbij hoort maar dat ik juist al verder zou moeten staan. Oh, ik heb me wel geamuseerd, bij twee verschillende families gelogeerd en mij geïntegreerd, en veel verschillende mensen ontmoet, maar het gevoel van echt begrepen te zijn is er zeker nog niet met iemand, of met een groep van mensen. Zo het gevoel van, wie bel ik als het iets minder gaat? Op wie zou ik kunnen rekenen?
En dan is er natuurlijk de vergelijking met de thuis situatie, de vrienden van ginds die men mist en enkel via internet ontmoet. Het vertrekken na een intense afscheidsperiode die meerdere weken in beslag heeft genomen en waarbij men de indruk heeft het middelpunt van de belangstelling te zijn tot het ergens aankomen waar, wel, laten we eerlijk zijn, niemand op U zit te wachten. Oh, de werktaken worden snel uitgelegd en aan de slag kan men dadelijk (in mijn geval dan toch), maar contacten leggen en onderhouden staat niet vermeld in de onmiddellijke taakomschrijving en integratieprocedure. Reden tot klagen heb ik nochtans niet; logeer hier wel bij een familie, met een vriendelijke oudere moederfiguur die me verwent en volpropt met eten, een jongere (by the way knappe) dochter die geneeskunde studeert en waar ik dus wel aanspraak aan heb enzo, maar ik heb het over iets anders: dat gevoel van kameraadschap, van discussiëren over politiek, van RISK spelen tot een gat in de nacht, medeplichtigheid, dat is natuurlijk iets anders.
Maar laten we het even over een ander thema hebben: j’ai nommé, de paradox van de pseudo-solidariteit en de sobere levensstijl. Met het principe ben ik het volledig eens: om te werken in een sociaal minder gefavoriseerd milieu, kan men moeilijk gaan smijten met geld en extravagant leven…. Om te beseffen hoe het eraan toe gaat als minder welgestelde moet men het eens beleefd hebben, zoals iemand zonder vroegere drugsverslaving ook nooit echt beseft wat dat juist inhoudt, hoeveel boeken hij er ook over leest of interviews ziet.
Zodoende vertrekt de cooperant volgens de VOLENS (Belgische?) filosofie met beperkte middelen, in principe net genoeg om rond te komen maar zeker niet om te sparen of rijk mee terug te komen. Daar zijn we het dus over eens: beperkte middelen als een manier om zich in te leven en solidariteit met de lokale bevolking uit te drukken.
Waar het nu paradoxaal wordt is juist het feit dat die solidariteit ook averechts werkt: gezien men minder krijgt, gaat men meer opletten met geld, op alle niveaus. Uitgaven worden gewikt en gewogen, onderhandelingen gevoerd voor elk gewenst product om toch maar de “lokale” prijs te krijgen, elke cent wordt bekeken. Waar is het probleem vraagt de aandachtige lezer zich af, dat is toch het inleven in de plaatselijke realiteit?
Hierbij wou ik even stilstaan en nadenken.
Volledig juist natuurlijk maar die automatische reflex van krenterigheid zit me toch ergens dwars. Niet dat ik graag handenvol geld uitgeef, ook niet in België, god (en het merendeel van mijn vrienden ;) weet van niet, maar laten we eerlijk blijven: ik heb nog steeds duizend keer meer op mijn bankrekening staan dan mensen hier. Als ik zou willen, kan ik meer uitgeven,, kan ik dat ding betalen dat ze me aanbieden aan de rijke westerling-prijs.
Al zou ik me niet AL die dingen samen kunnen veroorloven, het feit dat ik dan quasi automatisch de touwtjes van de beurs toehoud, dat ik me WIL beschouwen als één van de lokale bevolking (hoewel dat objectief toch niet het geval is), vind ik wel een interessante reactie. Natuurlijk, dit verschil zit hem wel vooral in mijn spaarrekening en familie in België, het opgespaarde geld van vroeger, En ten tweede, de wetenschap dat ik mensen heb op wie ik eventueel zou kunnen terugvallen moest dat echt nodig blijken. Ook ben ik gedekt in geval van medische problemen en werkt ons mutualiteitsysteem (hopelijk) naar behoren. Die “sobere levensstijl” naargelang de plaatselijke bevolking heeft dus zeker zijn grenzen en lijkt me soms een beetje hypocriet.
Wat bedoel ik nu met de paradox? Die algemene houding van economisch leven en besparen speelt meestal ook in de relaties met het werk en de NGO partners. Men gaat minder snel geneigd zijn om financiële tegemoetkomingen te maken tijdens het werk. In plaats van af en toe eens geen terugbetaling aan de NGO te vragen voor kleine gemaakte uitgaven, wordt men krenterig. Elke cent telt, net zoveel als voor de NGO en de mensen daar. Een te verwachten effect en niets wereldschokkend, maar één dat ik toch maar moeilijk als “solidariteitsgevoel” kan bestempelen. Dit nog meer aangezien de automatische reflex ook lijkt te zijn dit te rechtvaardigen door: “Ja maar, dat is toch ook een manier van zich integreren. Ik toon mijn sociaal engagement en solidariteit in mijn werk, maar toch niet financieel, dat is zelfs veel beter zo…”. De paradox bestaat er dus juist in dat men hier komt met een ideaal en daarvoor meestal belangrijke materiële opofferingen maakt, en éénmaal hier elke kleine uitgave drie keer dient om te draaien en er tien keer zo veel belang aan hecht..
Daar komt dan nog een element bij te kijken: quid van die zogenaamde “lokale bevolking” en hun inkomsten? Mijn opgespaard geld is misschien moeilijk te vergelijken met het kapitaal van mensen hier, maar met mijn bankrekening is het anders gesteld: volgens mijn maandelijks salaris val ik wel onder “lokaal” te klasseren. Ik heb net ontdekt dat mijn collega’s minstens net zoveel verdienen als ik, sommigen meer (maar die dan ook een familie hebben te onderhouden). Dan wordt diezelfde automatische reactie natuurlijk van:”ja maar, met wie zijn voeten spelen ze hier?” Solidariteit, allemaal goed en wel, opofferingen maken, oke, maar vergeleken met wie? Tenslotte kom ik van een ander land, met bijkomende kosten zoals kosten om mij te installeren, het zoeken en bewoonbaar maken van een nieuw huis, communicatiekosten met de mensen van thuis (yep, dagelijks toch wel een 2,5Eur op cybers - en toch wel gedeeltelijk voor die fameuze brugfunctie die mij zo ter harte gaat), uitgaven om land en cultuur te ontdekken (hoewel, ere wie ere toekomt, daar wel deels een vergoeding voor in het begin is). Feit blijft dat we nog steeds een aantal meer-uitgaven hebben, en als men dat moet halen met een lager salaris dan dat van de collega’s, is het wel even slikken.
En zou men zich dan nog durven vergelijken met de Canadese of Franse cooperatie, die (vergeleken met ons althans) zwemmen in het geld, gebarricadeerd zitten in geklimatiseerde wijken en villa’s met privé bewaking en luxe-slees (maar dan ook het slachtoffer worden van regelmatige kidnappingen)? Hoewel ik niet in hun plaats zou willen zijn, blijft een vaag gevoel van onbehagen even nazinderen terwijl ik in mijn taptap kruip, een plaatsje tracht te veroveren waar ik kan ademen tot mijn voorlopig thuis. Daar is zelden of nooit elektriciteit of lopend water en ik ga maar vroeg slapen in mijn kaal achterkamertje na een (verloren) veldslag te hebben gevoerd met de muggen. Tja, dan is het soms wel wat moeilijker dat allemaal filosofisch op te vatten he.
Oh, ik hoor het al komen, als we dan toch beginnen te vergelijken, probeer eens bepaalde andere mensen hier, de bedelaars die ik dagelijks op straat zie, de schrijnende armoede in de bidonvilles overal. Neen, ik heb zeker geen recht tot klagen vergeleken met hun, en daar ben ik me ook wel van bewust.
Maar men vergelijkt nu eenmaal vanuit dagdagelijkse realiteiten, en dat zijn dan vooral de mensen met wie men werkt. Dat die deel uitmaken van een al gelukkige minderheid voelt men minder aan. En dan rijst de hamvraag: in welke mate mag men meer eisen van de lokale partner? Kan men zich baseren op elementen om meer dan collega’s te krijgen, zoals hogere uitgaven, soms hogere vorming? Zou men het principe moeten volgen van “gelijk werk, gelijke betaling”? Of mag die rijke westerling wel eens een aderlating geven aan zijn spaarvarkentje en een vaag idee krijgen over leven met minder middelen?
Ditzelfde is ook deels op een ander niveau van toepassing: de werkomstandigheden en uren/vakantie. Grote discussie gehad hierover tijdens de VOLENS ontmoeting: zou men zich moeten gelijkstellen met de collega’s qua werktijd of minima eisen? Klinkt misschien belachelijk maar is wel deels fundamenteel. Misschien duidelijker met een voorbeeld.
Florence, een jonge, gemotiveerde cooperante werkt bij de Jezuïeten in het noorden van de Dominicaanse Republiek. Die gasten doen eraan door, ploegen maar voort,, zoals wel bekend en zondag niet werken nemen is al limiet. Natuurlijk is het gemakkelijk abstract te zeggen: ja, neen, je moet toch ook niet overdrijven, er zijn grenzen aan wat je kan. Maar wat doe je als je als ENIGSTE niet afkomt, als je steeds die drukt voelt van anderen die wel zoveel werken? Want er zijn natuurlijk honderd en één dingen te doen, de één nog dringender en prioritair dan de andere. Men komt met de bedoeling toch (een klein deeltje van) de wereld te veranderen, en als men vindt dat die dingen gedaan zouden moeten worden, dan is het moeilijk “neen” te zeggen zonder schuldgevoelens.
Dat men hier ook is om zich te integreren, het land te leren kennen, rond te reizen, wordt dan vaak secondair. Erger nog, gewoon doodleuk vakantie nemen, even uitblazen en afstand nemen,
Maar, laten we ook eens een andere aspect bekijken: quid van onze sociale rechten en het sensibiliseren van werknemers? Zijn we het niet deels aan heel onze westerse vakbondsstrijd verplicht om daar niet aan mee te werken, die hier te promoten, hoe groot de verleiding ook is? Misschien niet meteen anderen aan te zetten stakingen te doen en piketten organiseren, maar toch een ander voorbeeld te tonen, eentje waarbij het werk niet het centrum van een bestaan is.
Aan de andere kant, is dat hier wel realistisch, waar mensen nog tien keer meer zwoegen gewoon om te overleven, zonder dat er sprake is van motiverend of voldoening gevend werk? Wat doet men daar dan mee? Hangt dat af van elkeen, situaties waarin men zich goed voelt en dus de verantwoordelijkheid van elkeen om daarover te beschikken – en indien nodig zich te verzetten tegen wat hem wordt opgelegd of wat impliciet verwacht wordt van hem? Misschien dat sommigen zich slecht zouden voelen minder te moeten werken, of dat sommigen liever heel intensief werken om daarna een langere vakantie te nemen en volledig met iets anders bezig te zijn….
Ja, allemaal moeilijke vragen, en zoals jullie kunnen merken probeer ik geen algemeen of definitief antwoord te geven, dat is ook niet de bedoeling, meer te tonen waar ik op het moment mee bezig ben, na vier weken ter plaatse te zijn… Maar laat me duidelijk zijn, ik prijs me gelukkig hier te zijn, en vergeleken met andere VOLENS cooperanten ben ik met mijn gat in de boter gevallen.
Zo zit ik in een hoofdstad, met toegang tot westerse producten en mentaliteiten, met een grote concentratie van cooperanten van overal wat zo’n beetje een erasmus-sfeertje schept. Mijn werkomstandigheden zijn zeker niet te beklagen, interessant en veeleisend werk, grote onafhankelijkheid voor het behandelen van mijn dossiers, geen onredelijke werkdruk of onmogelijke uren, op het eerste zicht sympathieke collega’s en aangename werksfeer, een eigen computer waar ooit in de nabije toekomst internet op zou moeten komen, twee auto’s en een motto ter onzer beschikking (af en toe hopelijk ook voor privé gebruik), een aantal activiteiten gepland om mij het land en de taal te leren kennen, wat kan een expat nog meer wensen?!
Ja, ja, het zonnetje schijnt hier meestal en dat helpt allemaal wel. Maar wie weet komt er binnenkort een orkaan voorbij, letterlijk (ons seminarie van volgende week is afgezegd geweest omdat er waarschijnlijk ééntje in het zuiden gaat passeren, eerste keer dat voor mij iets omwille van een orkaan werd afgezegd…) of figuurlijk, dan zal het misschien wel allemaal iets anders geven… Tot dan houden we er de goeie moed in en bekijken we de dingen van de zonnige kant…
Sinterklaas – zaterdag, 6 december ’03
Madame Mimine, PauP, Haiti
Een grijze dag, zowel van weer als van humeur. Niet gedeprimeerd of zo, gewoon rustig, zonder drukte of activiteiten. Gezien ik niet speciaal zin had om naar buiten te gaan en dingen te bezoeken of mensen op te zoeken, maken we er maar een rustig dagje van. Had lectuur gevraagd hier en Barbara, de dochter van het huis die niets anders lijkt te doen als studeren, heeft me haar enigste fictie-boek geleend, eentje van Danielle Steel (vaak omschreven als een schrijver van “stationromannetjes”). Met enige twijfel ben ik er toch maar aan begonnen, blijkt dat het een relaas is over haar zoon, een manisch-depressieve die zelfmoord heeft gepleegd toen hij negentien jaar was. Het hele boek omschrijft haar strijd om hem proberen te helpen maar niets hielp. Perfecte lectuur voor zo’n dagje… Verder hoest en kuch ik veel, gezien ik er blijkbaar in ben geslaagd de rondgaande griep hier op te lopen… Wat kun je nu van meer on-exotisch en on-tropisch oplopen als dat? Nu ja, laten we maar tevreden zijn dat het niets meer tropisch en exotischer is…
Voor de rest wou ik toch even van de gelegenheid (en de huidige beschikbare elektriciteit) profiteren om eens wat meer te vertellen over mijn werk en mijn taken, gezien ik hier zo vaak vragen over krijg. Ik kan dit enkel nog op basis van mijn anderhalve maand hier doen, dus het blijft maar een gedeeltelijke (en dus waarschijnlijk niet perfecte) indruk.
De volledige naam van de NGO die me tewerkstelt is: “Groupe d’Appui aux Rapatriés et Réfugés”, en die werkt vanuit Port au Prince, de hoofdstad van Haïti. De NGO is in 1991 begonnen met de missie de situatie van Haitiaanse gerepatrieerde uit de Dominicaanse Republiek bij te staan en op te vangen. De Dominicaanse Republiek ligt ten oosten van Haïti en beslaat 2/3 van hetzelfde eiland. Daar spreekt men Spaans en heeft een meer Hispaans uiterlijk, lichter gekleurd. De economie is op een hoger niveau, ook een top toeristische bestemming.
In Haïti daarentegen spreekt men Creools en Frans, zijn de mensen zwart en de economische en politieke situatie momenteel eerder rampzalig. Het is het derde armste land ter wereld en dat is voelbaar. Vele Haitianen immigreren bijgevolg legaal of illegaal, vaak naar of via de Dominicaanse Republiek waar ze voor weinig geld aan de slag kunnen. Maar naargelang de politieke wil worden deze mensen meer of minder intensief (of zou ik moeten zeggen fanatiek) gerepatrieerd. De GARR werkte toentertijd bij de aankomst van deze (soms massieve) uitwijzingen, om een eerste (vooral materiele) bijstand te verlenen..
Ook de reïntegratie van deze gerepatrieerde werd een onderdeel van de taken van GARR – zoeken van familie, eventueel middelen ter beschikking stellen voor het gezamenlijk opzetten van gemeenschappen,…
Met verloop van tijd begon GARR echter de willekeur van deze uitwijzingen aan te vechten: meestal opgepakt op min of meer willekeurige basis (wat meestal overeenkomt met een donker huid) of tijdens razzia’s in wijken met een sterke concentratie van Haitiaanse inwijkelingen. Allerlei misbruiken vinden plaats tijdens deze uitwijzingen: scheidingen van families, uitwijzingen van in de Dominicaanse Republiek geboren Haitiaanse nakomelingen die nooit in Haiti zijn geweest, tot soms diefstallen en moorden. Daarom begon men deze problematiek ook politiek aan te kaarten en meer garanties eisen, het respecteren van de mensenrechten en internationale akkoorden en interne wetgeving. Dit is het werk van de “Plaidoyer”, proberen de (rechts)situatie af te dwingen en verbeteren. Tot dit doel zette men Comites van Mensenrechten op aan de grenszone, per gemeenschap. Deze bestaan uit vrijwilligers die gesensibiliseerd worden; een bepaalde vorming krijgen en daarna verondersteld worden de situatie op te volgen en watchdog te spelen.
Mijn officiele titel en rol hierin is: Assistance légale – Suivi des Cas. Maar zoals iedereen vraagt: wat houdt dat nu juist in ? Wat spook ik zoal uit de hele dag?
Wel, laten we beginnen met het routinewerk: ik ontvang en klasseer de fiches van de comités die aan de grens werken en bijhouden hoeveel en in welke omstandigheden mensen werden gerepatrieerd. Als er klachten zijn over mensenschendingen, worden die apart vermeld. In erge gevallen worden we dan verondersteld een suivi te verzekeren, bijstand of klacht indienen indien de feiten ernstig genoeg zijn.
Maar daarnaast heeft GARR zijn neus ook zowat gestoken in allerlei andere problemen met de grensregio: de mensensmokkel en –handel die mensen illegaal over de grens sluist, problemen tussen Haitiaanse en Dominicaanse gemeenschappen ivm diefstallen, vee, landeigendom, e.d. Regelmatig zijn deze klachten ook gericht tegen militairen of politie, die de zwakke situatie van Haitianen uitbuiten of zich racistisch gedragen. Deze belangrijkere zaken zouden moeten opgevolgd worden en eventueel voor de rechtbank gebracht worden – in theorie met de hulp van Dominicaanse advocaten. Volgens de filosofie van GARR is dit echter zeker niet genoeg en meestal worden deze zaken eerst en vooral politiek en mediatiek aangepakt. Dit is terug het element van Plaidoyer, het op de scene brengen van de problematiek en deze zaken aanklagen. In hoeverre ik hierin zou moeten meewerken zal wel deels van mij afhangen, Seppe, de vorige cooperant, hield zich meer met de juridische kant bezig.
Eén van de voor- zowel als nadelen als men een andere cooperant vervangt is dat de taken al redelijk omschreven zijn, dat er dingen worden verwacht van U, maar soms wilt men wel de zaken eens verschillend aanpakken. Ach, we zien wel hoe het loopt.
28 december 2003
Al bijna een hele maand geleden en dus hoog tijd om wat nieuws te geven.
Wat heeft december 2003 ons gebracht? Weeral heel wat anders dan de vorige maand, en waarschijnlijk weer heel wat anders dans de volgende maand (dat is net wat ik hier zo tof aan vind, de verandering, de verschillende werkelijkheden en werelden die ik zie, allemaal binnen hetzelfde eiland – hopelijk blijft het zo tijdens de volgende twee jaren…).
Eventjes kort want geen tijd om er verder op in te gaan:
Het seminarie van MUDHA, midden december in Santo Domingo.
Uitgegaan met Beaudelaine, Laurent&Rebecca en Nicolas&Christina - maandag naar het werk van Rebeca en Centro Bono met het SRJ.
De week vakantie met ons moeder in Juan Dolio, het all inclusive resort van Playa Real
Het weekend opnieuw in Santo Domingo met Laurent&Rebeca – uitgegaan naar el Monumento del Son
Twee nachten in Barahona met Pedro.
24/12 Het afscheidsfeest van Seppe en sluiting van het GARR-bureau.
25/12 Kerstmisavond en Kerstdag met mams 50ste verjaardag.
26/12 Vertrek van ons moeder – een morgen werken op bureau en afgesproken ’s avonds met Laurie in Dolce Vita, Petionville.
Welke karaktereigenschap vind ik het belangrijkste bij anderen?
Eventjes tijd voor de kwis: ken jezelf en anderen! Wat is de karaktertrek die ik het meest op prijs stel, degene die ik meest zoek en waardeer? Geen moeilijke vraag deze maand, op deze vraag heb ik mijn antwoord pasklaar. Ik heb er wel een aantal jaren over gedaan om te beslissen, er zijn ook zoveel goede eigenschappen dat het moeilijk is een prioriteit te stellen, maar uiteindelijk is er toch wel eentje naar voren gekomen. Wat is er anders nog voorbij gegaan als keuze? Eerlijkheid, engagement, vrolijkheid, gedrevenheid, onafhankelijkheid, zoveel dingen die ik belangrijk vind dat het moeilijk is om ertussen te kiezen. En toch, de winnaar werd: betrouwbaarheid, “reliability”, het feit op iemand te kunnen bouwen en hem vertrouwen. En dat brengt mij tot het volgende item van deze avond…
De factor “voorspelbaarheid” en het koffiedik kijken
Naar mijn mening is één van de fundamentele driften van onze maatschappij het zoeken naar zekerheden, naar voorspelbaarheid om zodoende te kunnen plannen en voorspellen. Eén van de hoofdpulsen die we hebben lijkt het beperken van kans en lot te zijn, niet onderhevig zijn aan veranderingen die niet gepland en bijgevolg niet gewenst zijn.
In onze westerse samenleving komt het persoonlijk succes op de eerste plek, en best een succes dat niet is bekomen door geluk of toeval. Neen, men bewondert het meest mensen met een plan, met een objectief en die zich zo organiseren dat hun projecten zich realiseren. Iemand bekijkt zijn leven volgens wat hij wou bekomen, en wat hij heeft bekomen, en dit is de maatstaf om voldaan te zijn. Dit werd van mij verwacht, dit heb ik gedaan en dit ga ik nu proberen te realiseren, een continue evalueren en verder plannen. Nu, in de westerse maatschappij lijkt men keihard tegen het lot in te gaan: als iets wordt beslist moet het worden opgevolgd. Natuurrampen die alles overhoop halen moeten worden bestreden, en niet gezien worden als iets onvermijdelijks, iemands engagement wordt juridisch bindend en men beperkt de gevallen van overmacht liefst zo limitatief mogelijk. Statistieken en onderzoeken worden opgesteld om gevolgen van acties te kunnen voorspellen, om te kunnen voorzien wat gepland en dus uitgevoerd moet worden. Al die verschillende vormen van koffie dik kijken, van handlezen en tarot passen ook in dit kader, geven een structuur en verwachtingen aan een groep mensen (vaak heimelijk en verdrongen van de maatschappij) die minder gelooft in de wetenschap. Denk aan de verzekeringen die zelfs kans en ongelukken moeten voorzien en de impact ervan zo veel mogelijk beperken.
Dit is waar op persoonlijk vlak, individueel gezien maar werd geïnstitutionaliseerd en veralgemeend. Nu wordt een regering beoordeeld volgens zijn programma (of dat zou toch het geval moeten zijn), een bedrijf volgens zijn winst als bewijs van de organisatie, een project volgens de bekomen objectieven. Ook in onderwijs wordt dit, weliswaar in mindere mate, toegepast. Dit is wat men moet kennen en slaagt men erin. Maar vaker wordt er tegenwoordig ook rekening gehouden met de individuele evolutie, zoals 80% op het einde van het jaar anders is voor iemand die het jaar begon met 90% of met 60%. In welke mate is men erin geslaagd de vooropgestelde resultaten te bekomen?
Hier in Haïti hoorde ik eens tijdens de mis een spreekwoord: Hoe kan men God doen lachen? Men vertelt hem zijn plannen voor de toekomst. Dat werd snel opgevolgd door het: de mens wikt, God beschikt-filosofie. Dat zoeken naar “voorspelbaarheid” lijkt hier echter te ontbreken, of op zijn minst anders ingevuld. Gezien men hier zo moeilijk op iets kan rekenen, worden er weinig plannen gemaakt en kijkt men er ook niet van op als iets zich niet realiseert. De toekomst is onzeker en het is moeilijk projecten te maken. Een gegeven woord is dan ook enkel een “engagement d’intention”, een vage belofte dat men zal proberen het te respecteren, maar als men dan uiteindelijk toch niet kan komen, of er kwam iets anders (beter?) tussen.
En wat ik nu absoluut niet kan beslissen is of ik een algemene houding zou moeten hebben om mensen te pushen hun engagementen te respecteren, of ik zou moeten proberen dit te beïnvloeden.
Afscheid nemen is altijd een beetje sterven.
Nu wil ik het even over een bepaalde karaktertrek van mij hebben, eentje die ik denk er bij mij feller in zit dan bij velen, of althans in grotere mate. Ik heb het daarbij over het hechten aan mensen, en het missen naderhand van die mensen.
Eventjes een woordje uitleg, al wil ik niet dat dit te zwaar of te psychologisch wordt. Het is maar om vast te leggen hoe ik mezelf momenteel zie, terwijl ik vijfentwintig ben en wie weet hoe ik hier later naar ga terugkijken.
Laat me het eens uitleggen aan de hand van een voorbeeld, gehaald uit een boek. In het boek ‘de Vriendschap’ (van Connie Palmer als ik me niet vergis) komt dat duidelijk naar voren. Op een bepaald moment is het hoofdpersonage, een meisje van rond de veertien jaar denk ik, er echt van ondersteboven dat hun oude auto wordt verkocht. De auto was al een tijdje in het gezin en moest worden verkocht. In het boek gaat het hoofdpersonage in de auto zitten om afscheid te nemen, van elk klein onderdeeltje, beseffende dat ze die ruimte waarin ze zo vaak gezeten heeft, zoveel uitstapjes mee zijn begonnen, nooit meer gaat zien. Voor de moeder was dit overdreven, tenslotte was het ‘maar’ een auto en ze zou daar niet zo fel bij moeten stilstaan. Dit werd echter doorgetrokken en ze werd door haar moeder verweten dat ze zich te erg aan dingen en aan mensen hecht. Omdat zo’n gevoelige aard gevaarlijk is, dat men daarmee niet gelukkig kan zijn en te vaak gekwetst gaat worden.
Zonder te willen overdrijven, ging deze passage mij recht naar het hart. Zo voel(de) ik mij zo vaak, Ik hecht mij aan dingen, aan mensen, en elk afscheid gaat mij door merg en been. A1s ik gewoon denk aan al de mensen met wie ik dingen heb gedeeld, herinneringen ophaal, gaande van prille jeugdliefdes, scoutskameraden, mensen van school, reisgezellen,, als ik die als in een film aan mij laat voorbijgaan, dan heb ik garantie tranen in mijn ogen. Niet eens één persoon in het bijzonder, gewoon die eeuwig doorgaande stoet van mensen van wie ik op de één of andere manier heb gehouden. Het besef dat ik het merendeel daarvan nooit ga terugzien, dat we nooit meer momenten gaan delen, dat het meestal definitief gedaan is.
En het meeste komt dat naar voren in afscheiden. Er zijn mensen die geen afscheid willen nemen, of kunnen, of ze zoveel mogelijk vermijden. Ik niet. Ik ben altijd al gek geweest op afscheiden. Op groepsverzamelingen probeerde ik steeds als laatste te blijven, om iedereen te zien vertrekken, om van iedereen afzonderlijk afscheid te kunnen nemen. Het was pas toen ik de uitdrukking ‘zuurzoet’ ontdekte, dat ik juist kon uitleggen waarom. Waarom ik die pijn tijdens het afscheid nemen toch zo opzocht, koesterde als herinnering. Dat toonde, bewees dat ik gehecht was aan die persoon, dat ik erom gaf, dat ik er misschien deels door was veranderd, dat ik die persoon ging missen, vaak (heel vaak leek het mij althans) meer dan omgekeerd.
Je hebt mensen die stoïcijns afscheid nemen, “allez, salut en tot de volgende keer… misschien”. Niet dat het hun niets doet, maar ze kijken vooruit, weten dat er andere ontmoetingen gaan komen. Ik natuurlijk ook, maar ik weet ook dat ik ze heel erg ga missen. Misschien voel ik daar soms wel een bepaalde ongelijkheid in, een onevenwichtigheid, als ik merk dat anderen er minder onder lijden, of er minder door geraakt zijn. Meestal verberg ik waarschijnlijk deels mijn geraaktheid.
Het afscheid dat ik pas achter de rug heb, hetgeen met al de mensen in België, is zeker de langste en intensiefste dat ik ooit heb meegemaakt. Niet allen het feit dat we elkaar niet gaan zien, maar ook dat ik in die tijd ga veranderen en zij ook, beide kanten gaan evolueren zonder dat te kunnen delen. Als ik terug kom, ga ik hen dan nog begrijpen en zij mij? Nu al bekijken een heel aantal mensen me alsof ze het niet begrijpen, alsof ik “raar” ben. Het is hun wereld en hun wens niet, en ze begrijpen ofwel niet waarom ik me ga begraven in erbarmelijke omstandigheden en mijn leven ga riskeren, ofwel begrijpen ze niet wat dat juist inhoudt, kunnen ze het zich niet voorstellen (of willen dat niet). Dat zal wel redelijk normaal zijn veronderstel ik, en ik verwijt zeker niemand iets, ieder kiest zijn eigen manier van leven en doelstellingen, maar als men niet kan vatten hoe en waarom de ander iets beleeft, kan men dan nog wederzijds begrip hebben? Of ga ik me bij mijn terugkomst geïsoleerd voelen, onbegrepen? Meerdere cooperanten hebben me daar al voor gewaarschuwd, dat zelfs hun betere vrienden niet echt kunnen vatten wat ze er juist doen en wat het eigenlijk uitmaakt. Na een half uur haken ze af en meestal onthouden ze slechts een paar kernwoorden, zoals “ja, hij werkt rond iets met mensenrechten” of “hij doet iets met vluchtelingen of zo, in welk land ook alweer? Eén of ander tropisch eiland, was dat nu Tahiti of Hawaï?”. En ga ik hun leven nog begrijpen en appreciëren, dat ze zich druk maken om hun laatste kapsel, of klagen over de Belgische politiek of welke kleren ze nu willen kopen? Nu al lijkt dat een eeuwigheid geleden en een andere wereld, ééntje met steeds elektriciteit en lopend water, echte douches en geen beker om zich af te spoelen, met DVD’s en cinema’s, internetbanking en supermarkten, H&M’s en schone, verlichte straten. Naar het schijnt is één van de moeilijkste momenten als men na de vakantie in België terugkeert, omdat men bij de eerste keer zoveel nieuwe andere ziet dat men snel went aan anderen.
Maar terug naar afscheid nemen. Regelmatig denk ik: “moest jij eens weten hoe erg ik je ga missen, hoe vaak ik hier aan ga terugdenken, dan zou je hier niet zo nonchalant tot ziens zeggen”. Dat gevoel alsof ik meer geef dan de andere, dat het voor mij belangrijker is dan de anderen.
Oh, volgens mij hadden een heel aantal mensen dit niet van mij verwacht, mensen die mij steeds hebben gezien als zo onafhankelijk, zo zelfstandig, alsof ik nooit iemand nodig heb. En kijk naar mijn hele levensstijl, alles spreekt het tegen, want het enigste dat ik lijk te doen, is continue afscheid nemen. Steeds van stad veranderen, reizen, verschillende dingen proberen, andere groepen opzoeken. Tot ik op bepaalde momenten zelfs schrik had dat ik eraan verslaafd raakte, het steeds veranderende gezelschap, de steeds teruggevonden eenzaamheid erna. Dat ik vreesde dat het een levenspatroon werd, een manier om zich niet echt te hechten aan mensen, omdat ik toch wist dat ik uiteindelijk doortrok, dus was het een veilige manier om intense relaties uit te bouwen en te ontwikkelen die daarna mij toch enkel de zuurzoete pijn van het afscheid gaven, en geen ontgoochelingen of teleurstellingen. Maar dat is al iets te diep gaan misschien…
Hoe dan ook wil ik even onderlijnen dat ik hier niet over klaag, of dat een slechte eigenschap van me vindt, integendeel. Ik denk dat het positief is geraakt te worden en gevoelens daarom te hebben. Moest ik nu in het verleden blijven leven, of mensenschuw worden, maar dat is verre van het geval, elke vorige ontmoeting stimuleert me juist in het gevoel dat er zo veel schitterende mensen zijn om te ontmoeten, te ontdekken, waarmee ik dingen kan delen.
Eén van de positiefste gevolgen hiervan is zeker dat ik me ertoe kan brengen om contact te houden, de moeite doen om emails of brieven te schrijven, of mensen te gaan opzoeken. Dat was drie jaar geleden één van mijn goede nieuwjaarsresoluties: mensen minder uit het oog te verliezen. En momenteel is het één van de karaktereigenschappen waar ik het trotst op ben. “Ik schrijf je nog wel” komt er bij mij niet lichtvaardig uit. Meestal hou ik mij eraan, hoewel de lijst steeds groter wordt. Regelmatig bellen of schrijven, tijd vrijmaken om te laten weten aan mensen dat ik aan ze denk (en ook voelen dat dat wordt geapprecieerd). Vroeger stoomde ik vaak maar door, op naar de volgende ontmoeting, de volgende fijne mensen, misschien ook onbewust om de vorige te vergeten of te doen verbleken, steeds maar nieuwe dingen en spannende ervaringen opzoeken.
Militaire interventies tijdens een dictatuur
In ons Belgenland heb ik me altijd vierkant verzet tegen de recente militaire interventies van de VS in Afghanistan en Irak. Vanaf veilige afstand vond ik dat het zogezegde invoeren van een democratie en het lijden van het Irakese volk maar een voorwendsel, een excuus was voor hun olie- en politiek gemotiveerde oorlog en dat denk ik nog steeds.
Als er verandering in een regime moet worden gebracht, dan moet dat volgens mij vanaf vanbinnen gebeuren, moet het volk zelf dat leiden en kiezen, niet via één of andere supermacht die dat beslist op basis van onduidelijke en arbitraire criteria. In plaats van al die miljarden in oorlogswapens te gieten, had men het beter als steun gegeven aan organisaties die het volk organiseren, klaarmaken om zelf hun keuzes te maken en zelf hun koers te bepalen. Nu hebben we het over een bezetting, één die niet gewenst noch heilzaam lijkt te zijn voor de onmiddellijke toekomst van de Irakese bevolking. Waar komt er anders van soevereiniteit, het zelfbeschikkingsrecht van elk land en volk?
Allemaal goed en wel in principe, maar sinds ik hier zit, ontdek ik toch een ander aspect. Het is de eerste keer dat ik bewust een dictatuur meemaak, van binnenuit. Nu kan men er natuurlijk over argumenteren of dit al dan niet een dictatuur is met een schone schijn van democratie, doch voor mij is het wel het meest extreme voorbeeld van een dictatuur dat ik persoonlijk ontdek. Op het moment lijkt er toch een groot consensus te bestaan dat de bevolking Aristide wil zien vertrekken. Maar het ziet er niet naar uit dat dat snel zal gebeuren. Aristide wil zeker en vast nog dit feest van tweehonderd jaar onafhankelijkheid van Haiti (het zogenaamde “bicentenaire”) meemaken en leiden, zoveel is duidelijk. Zelfs daarna twijfel ik aan zijn bereidheid om de macht bereidwillig te verlaten.
31 december voor het presidentiel paleis
En wat doet men ertegen? Oh, protestacties en manifestaties worden wel georganiseerd maar eerlijk gezegd denk ik dat die op politiek vlak weinig gaan veranderen. Mijn indruk is veeleer dat er een vicieuze cirkel ontstaat, waarin beide kanten – pro en contra-Aristide – steeds extremer beginnen te denken en reageren. De bevolking mort en manifesteert, de oppositie protesteert in alle toonaarden en bepaalde groepen stellen een alternatief voor maar wat daarvan is haalbaar? En wie luistert ernaar? Dat de universiteit niet gaat openen na de kerstvakantie omdat chimères de 17de december zijn binnengevallen in de universiteit en vijfentwintig studenten hebben gekwetst en de rector zijn benen gebroken toen die tussenbeide wou komen? Volgens mij verliest hij daar geen slaap over. En de internationale gemeenschap? Die legt economische sancties op, even zozeer voor de verplichtingen van Haïti betreffende de privatisering van bepaalde diensten als voor zijn mensenrechtenschendingen en gebrek aan eerlijke verkiezingen (en ik vraag me af welke overtredingen hierbij het zwaarst doorwegen?). Maar trekt hij zich daar iets van aan?
Volgens onze Belgische ereconsul (officieus natuurlijk maar zonder veel rookgordijnen) is de enigste manier dat er hier iets verandert is via een Amerikaanse interventie, zoals vroeger al is gebeurd. Maar met de presidentsverkiezingen in de VS dit jaar en de huidige buitenlandse politiek lijkt dat heel onwaarschijnlijk.
Ik denk ook aan de mogelijkheid van een coup d’etat of een aanslag, maar wat er daarna zou gebeuren is nog onduidelijker. Maar hier zie ik wel dat het niet genoeg is om een bevolking te hebben die verandering wil, en dat er niets zo frustrerend is om niets te bekomen via democratische middelen. Hiermee praat ik militaire interventies zeker niet goed maar wel twijfel ik eraan hoe we er hier uit gaan geraken.
Maar ik hoop wel dat ik er bij ga zijn als er veranderingen komen… Dat is natuurlijk een zeer egoïstische wens, maar ik zou heel graag wel een radicale verandering meemaken hier, niet alleen voor de Haitiaanse bevolking, maar ook omdat het voor mij zeer interessant zou zijn om mee te maken. Nu al krijg ik regelmatig emails van vrienden die over Haïti lezen in de actualiteit en het wat opvolgen en het zou wel cool zijn om een revolutie van dichtbij te zien. Natuurlijk, niet van te dichtbij (ik ben niet van plan mee het paleis te bestormen) en ik besef zeker wel dat er gevaren aan verbonden zijn, maar vanuit mijn ervaring tot nu toe (en naïef als ik ben), zie ik die toch meer gecentreerd, Een revolutie gebeurt volgens mij niet in alle straten, is niet overal tegelijk en allesomvattend. Zelfs tijdens de 1ste januari, met allerlei manifestaties en in Gonaive tot een roep voor onafhankelijkheid, waren de problemen of incidenten zeer gelokaliseerd.
31 december
Op het moment is het oudejaarsavond en dus traditioneel toch even tijd voor introspectie en zelfbeschouwing.
Oke, eventjes een lijstje maken van wat ik het tofste vond in 2003:
- het lesgeven van talen aan de Academie des Langues in Luik, mijn eerste echte kennismaking met het doorgeven van kennis en vormgeving, wat een ontdekking
- Parijs in de lente, en mijn verblijf in de cite internationale universitaire
- de nacht doorgebracht voor op de conclusies en mijn mislukte powerpoint presentatie daarvan tijdens de wereldconferentie
- het afscheidsfeestje in het appartement van mijn bazin van de UNESCO in juni
- het terugvinden van Tunesië voor de Arabische zomercursus – RISK spelen tot een gat in de nacht – een vakantieliefde– terugkeren naar het concert van El Jem, een gerestaureerd Romeins amphi-theater
- de video’s bekijken van Annie Griffin, een Amerikaanse die in Edinburgh films en series realiseert en ik in Tunesië had ontmoet
- de vijftiende augustus in Luik (die ik mij voor één keer kan herinneren) met de Belgen van Tunesië
- september: de avond in een klein dorpje in Libanon waar ik strandde met Amy, een VN werkster in Sierra Leone - bezoek aan de ruines van een fort – bijna gebeten door een slang – thee gaan drinken bij een familie die ons uitnodigde te blijven slapen en ons de lokale dansen wou leren
- mijn sollicitatie gesprek bij VOLENS en met Argelia
- de weken net voor mijn vertrek, met afscheid van iedereen
- oktober: het laten zetten van mijn tatoeage (dat ga ik hoe dan ook niet kunnen vergeten, zelfs al zou ik het proberen…)
- hoewel ik er niet bij was: de vijf geboren kinderen dankzij mijn spermadonaties in Antwerpen
- de doorgekletste nacht met Stephanie en Alex in Benja’s appartement
- de week in december doorgebracht in twee voor de prijs van één, all-inclusive Juan Dolio (Dominicaanse Republiek) met ons moeder (duiken en luieren)
Mijn drie goede voornemens waren voor 2003 (best wel gerealiseerd):
- professioneel: (betaald) werken vinden in een ontwikkelingsland
- relationeel: ? weet ik niet meer?
- lichamelijk: mijn tatoeage (met respect in het Arabisch) - staat er nu, en tevreden dat ik er van ben
Goede voornemens voor 2004:
- professioneel: Creools leren
- relationeel: geduld, geduld en geduld oefenen
- lichamelijk: ofwel leren dansen (waar beter dan in de Caraïben?), ofwel een muziekinstrument leren bespelen
Ach, mijn nieuwjaarsresoluties doen me toch altijd een beetje lachen. Het is altijd een onderwerp geweest dat aanleiding gaf tot discussies, net zoals de planning van mijn leven. Mijn standpunt is altijd geweest dat als je iets wilt worden, dat meestal wel te doen is en te veel mensen het te snel opgeven of niet echt proberen. Zo hoor je soms mensen zeggen:”ja maar schat, daar kan ik toch niets aan doen, ik ben gewoon jaloers.” Of nog:”ja, je weet toch wel hoe slordig ik ben, het spijt me.” In een ander register:”daar ben ik niet slim genoeg voor.” En laatst:”ik heb het nu eenmaal moeilijk om mensen te vertrouwen, ik ben zo vaak bedrogen geweest door mannen/vrouwen.”
Hoewel ik niets wil afdoen aan bepaalde beperkingen die objectief zo zijn, nog aan de geldigheid van vroegere ervaringen die iemand hebben gevormd of getraumatiseerd, Wat me stoort is het afdoen als eigenschappen waar niets meer aan gedaan kan worden, alsof ze onveranderbaar zijn en dus maar te aanvaarden. Ik geloof dat men te vaak daarmee zijn/haar verantwoordelijkheid probeert te ontsnappen. Meestal zijn die eigenschappen wel te veranderen, of op zijn minst te beïnvloeden of af te zwakken, maar WIL de persoon in kwestie dat niet, voelt zich comfortabel of zekerder met die manier van leven en wil dat anderen hem zo aanvaarden. Op zich is daar niets mis mee, maar dat zou dan ook zo moeten worden weergegeven, niet alsof het een geval is van overmacht.
Als je echt vindt dat je te jaloers bent, dan hangt het van jou af om dat te veranderen, dat zit allemaal in jouw hoofd, niemand anders kan dat. Bijna alle eigenschappen kunne versterkt of afgezwakt worden en dat is een kwestie van wil, van keuze, van werken aan jezelf. “Sorry, ik ben zo slecht met namen” betekent dat de persoon eigenlijk niet bereid is de moeite te doen om daaraan te werken. Misschien dat hij meer moeite gaat moeten doen als een andere maar er is niets onmogelijks aan. Nu zeg ik niet dat bijgevolg elke slechte eigenschap kan weggevijld worden, maar te vaak ziet men het als een onmogelijkheid en wil men niet veranderen. Daar is niets verkeerd aan, niemand moet perfect zijn maar het stoort men dat men het niet zo zegt. Ik heb mijn eigen karakter bewerkt en beïnvloedt en geloof echt dat iedereen dat kan.
Nu weet ik wel hoe dit dagboek soms klinkt, erg zelfzeker en egocentrisch. Nu sorry, maar ik denk dat de meeste dagboeken zo klinken. Dit is mijn privé, enigste dagboek dat ik bijhoud en hoewel het soms niet altijd precies zegt wat ik wil, dat ik dus twijfel of een lezer mijn boodschap en bedoeling juist ontvangt, is dat ook bijkomstig. Ik schrijf het eerst en vooral voor mezelf, niet als een brug naar anderen. Aangezien ik echter van het principe ben geworden dat mensen mij zo volledig mogelijk mogen leren kennen, probeer ik niets van me te verbergen of sympathieker te laten klinken. Dit is wie ik ben, en ik hoop dat de mensen die dit lezen mij al van vroeger kennen en het in zijn juiste context kunnen plaatsen. Hoe dan ook zullen er altijd wel verrassingen tussen zitten, voor al mijn kennissen maar dat is toch de bijbedoeling van dit dagboek, neen?
Ik ben dit weekend verhuisd naar het centrum en woon dus niet meer bij Colette, in afzondering ver weg van het centrum van Port au Prince. Ik verblijf nu voorlopig bij Mme Mimine, een dame die een kamer verhuurt tegen 500FB per dag… normaal gezien gaat VOLENS dat wel betalen….
ikke – Mme Mimine (58, zou je niet zeggen he) – dochter Barbara (geneeskunde studeert – als er geen staking is zoals nu) – en Wadline
Dit weekend heb ik van mijn nieuwe centrale ligging geprofiteerd om een aantal uitstapjes te doen en wat in het centrum rond te kijken. Heb kennis gemaakt met een paar Canadese cooperanten (hoewel, met het salaris dat zij hebben men ze moeilijk kan vergelijken met ons…) en we zijn uit geweest en naar de bergen hier. Fijn om Port au Prince eens te verlaten en wat frisse lucht te gaan halen.
Ik heb me ook ingeschreven bij het Belgische ereconsulaat hier, waarvan de gegevens hier zijn: en de consul vroeg of ik even wou blijven kletsen, wat wel een grappige affaire was. Daar zit ik op hem te wachten in de schitterende tuin van zijn residentie, komt hij afbollen in zijn rolstoel (weeral een moment van gêne als ik zijn hand wil schudden en merk dat die ook verlamd is….). Hij had blijkbaar mijn inschrijvingsformulier gelezen en weet dat ik ga werken rond mensenrechten (kent ook Seppe). Het eerste wat hij zegt als hij dichtbij genoeg is, is:”aha, vous travaillez sur les droits de l’homme, vous avez du pain sur la planche ici, car avec cet enfoiré d’un Aristide, c’est un beau bordel ici…” Het moet gezegd worden, hij wikkelde er geen doekjes rond… Het geeft me nog een beetje hoop in de diplomatie als zo’n mensen nog steeds aan de slag kunnen
Vorige week zijn we naar het platteland geweest, redelijk dicht bij de grens (op 60km afstand maar we doen er wel 3 uur over, zo slecht zijn de wegen hier – verplichte 4x4). Er is daar een heel netwerk van mensen die illegaal de grens oversteken naar de DR om daar steenkool te fabriceren aangezien er daar nog bomen staan. Dat is natuurlijk verboden door de DR en begin november is een van die mensen neergeschoten geweest zonder waarschuwing door een boswachter… Nu zouden wij moeten klacht gaan indienen met hun in de DR en hopen dat er iemand gestraft gaat worden. Ja ja, ’t is allemaal van alles en dat is nie niks, zeg ik altijd. Het was wel indrukwekkend. Lijkt wel of ik in zo’n film meespeel, van advocaten die de wereld even gaan redden en veranderen… Ik moet zeggen dat ik razend was op hoe de cooperant die ik ga vervangen, maar denderend weinig hoop gaf of medeleven betuigde… Hij had ze bijna verweten dat ze het lijk zijn gaan halen en in Haïti hebben begraven, omdat dat natuurlijk juridisch gezien niet al te slim is… maar wat kun je verwachten? Een jaar geleden was er al iets dergelijks gebeurd en toen was het lichaam verbrand en verborgen geweest door onbekenden… waarschijnlijk militairen dus.
Begin volgende week (maandag) vertrek ik naar de Dominicaanse Republiek, om daar deel te nemen aan een seminarie over trafic en traite des etres humains. Het is best wel tof, we hebben er vrijdag hier eerst een interne vergadering over gehad en ben redelijk vaak tussen gekomen… en nu hebben ze mij gevraagd om een tekst te schrijven over het officiële standpunt van de GARR, dat daar in de DR dus gaat voorgesteld worden.. Wooow! Ter info voor jullie stuur ik mijn eerste klad eens door naar jullie, moesten jullie opmerkingen hebben…
Verder ben ik ook gaan kijken voor een vliegtuigticket voor ons moeder, maar dat ziet er slecht uit. Het goedkoopste dat er voor het moment was, was 1.700US voor de 2de januari en voor die prijs kan je makkelijker later nog eens terugkomen. Ik weet nog niet wat ik juist ga doen dan voor de feesten, naar het schijnt is er hier een vereniging die activiteiten doet om de Haitiaanse cultuur te ontdekken en dan ga ik daar eens rondkijken, zien of ze niets doen voor kerstmis of nieuwjaar…. Het buro opent hier weer de 5de januarie, werk ik hier ditmaal zonder Seppe (ah, mijn eigen computer en motto!!) tot de 15de, dan is het de Assemblee Generale hier (belooft interessant te worden, planning en zo voor de komende twee jaren….) en dan zou ik de laatste twee weken van januari ergens op het platteland creools gaan leren, liefst dicht bij de grens om tegelijk wat kennis te maken met die hele problematiek… Maar dan zal het dus wel voor een tijdje bye bye zijn qua internet en electriciteit he.
Verder technologisch en communicatienieuws: volgens een aantal mensen hier gaat mijn GSM toch niet werken hier, maar misschien wel in de Dominicaanse republiek. Hier werkt men blijkbaar niet eens met SIM kaarten maar met een persoonlijk nummer per telefoon. Ga dat toch nog eens verder navragen maar ziet er dus slecht uit. Moeder: kun je toch de Bosch GSM meebrengen als je hem anders niet nodig hebt?
Ja, al die verschillende praktische dingen om te regelen gaan hier echt niet vanzelf… Ik moet ook nog steeds een woning zoeken voor vanaf januari of februari maar dat gaat hier ook niet zomaar.
5 december 2003
Bij huis van Madame Mimine, Port au Prince, Haiti
Yep, momenteel bijna een hele maand op Hispaniola, hoog tijd voor een update.
Op persoonlijk vlak:
Ach, de eenzaamheid begint men nu eenmaal te voelen na een maand he. Er is, vind ik, een groot verschil tussen het gevoel van eenzaamheid als men dat verwachtte, als dat er zogezegd “bijhoort”, bv toen ik alleen op reis vertrok en rondtrok zonder ergens langer dan drie dagen te blijven. Dan verwacht men dat zonder banden zijn, dat is er juist deel van, onafhankelijk en alleen, zonder ergens thuis te horen. Volg de leuze: “Home is where you hang your hat” en hoop dat er daar een douche is.
Het grote verschil is dat ik weet dat ik hier ga blijven wonen, dus met totaal andere doelstellingen: ik probeer me hier thuis te voelen, me te installeren, een nest te bouwen. En dan gaat men na een maand wel evalueren: “Waar ben ik al? Heb ik al een huis, een begin van een vriendenkring, een diepere relatie met mensen dan gewoon de “nieuwkomer” te zijn?”. En de antwoorden op die vragen geven een heel ander gevoel, niet alsof die isolering erbij hoort maar dat ik juist al verder zou moeten staan. Oh, ik heb me wel geamuseerd, bij twee verschillende families gelogeerd en mij geïntegreerd, en veel verschillende mensen ontmoet, maar het gevoel van echt begrepen te zijn is er zeker nog niet met iemand, of met een groep van mensen. Zo het gevoel van, wie bel ik als het iets minder gaat? Op wie zou ik kunnen rekenen?
En dan is er natuurlijk de vergelijking met de thuis situatie, de vrienden van ginds die men mist en enkel via internet ontmoet. Het vertrekken na een intense afscheidsperiode die meerdere weken in beslag heeft genomen en waarbij men de indruk heeft het middelpunt van de belangstelling te zijn tot het ergens aankomen waar, wel, laten we eerlijk zijn, niemand op U zit te wachten. Oh, de werktaken worden snel uitgelegd en aan de slag kan men dadelijk (in mijn geval dan toch), maar contacten leggen en onderhouden staat niet vermeld in de onmiddellijke taakomschrijving en integratieprocedure. Reden tot klagen heb ik nochtans niet; logeer hier wel bij een familie, met een vriendelijke oudere moederfiguur die me verwent en volpropt met eten, een jongere (by the way knappe) dochter die geneeskunde studeert en waar ik dus wel aanspraak aan heb enzo, maar ik heb het over iets anders: dat gevoel van kameraadschap, van discussiëren over politiek, van RISK spelen tot een gat in de nacht, medeplichtigheid, dat is natuurlijk iets anders.
Maar laten we het even over een ander thema hebben: j’ai nommé, de paradox van de pseudo-solidariteit en de sobere levensstijl. Met het principe ben ik het volledig eens: om te werken in een sociaal minder gefavoriseerd milieu, kan men moeilijk gaan smijten met geld en extravagant leven…. Om te beseffen hoe het eraan toe gaat als minder welgestelde moet men het eens beleefd hebben, zoals iemand zonder vroegere drugsverslaving ook nooit echt beseft wat dat juist inhoudt, hoeveel boeken hij er ook over leest of interviews ziet.
Zodoende vertrekt de cooperant volgens de VOLENS (Belgische?) filosofie met beperkte middelen, in principe net genoeg om rond te komen maar zeker niet om te sparen of rijk mee terug te komen. Daar zijn we het dus over eens: beperkte middelen als een manier om zich in te leven en solidariteit met de lokale bevolking uit te drukken.
Waar het nu paradoxaal wordt is juist het feit dat die solidariteit ook averechts werkt: gezien men minder krijgt, gaat men meer opletten met geld, op alle niveaus. Uitgaven worden gewikt en gewogen, onderhandelingen gevoerd voor elk gewenst product om toch maar de “lokale” prijs te krijgen, elke cent wordt bekeken. Waar is het probleem vraagt de aandachtige lezer zich af, dat is toch het inleven in de plaatselijke realiteit?
Hierbij wou ik even stilstaan en nadenken.
Volledig juist natuurlijk maar die automatische reflex van krenterigheid zit me toch ergens dwars. Niet dat ik graag handenvol geld uitgeef, ook niet in België, god (en het merendeel van mijn vrienden ;) weet van niet, maar laten we eerlijk blijven: ik heb nog steeds duizend keer meer op mijn bankrekening staan dan mensen hier. Als ik zou willen, kan ik meer uitgeven,, kan ik dat ding betalen dat ze me aanbieden aan de rijke westerling-prijs.
Al zou ik me niet AL die dingen samen kunnen veroorloven, het feit dat ik dan quasi automatisch de touwtjes van de beurs toehoud, dat ik me WIL beschouwen als één van de lokale bevolking (hoewel dat objectief toch niet het geval is), vind ik wel een interessante reactie. Natuurlijk, dit verschil zit hem wel vooral in mijn spaarrekening en familie in België, het opgespaarde geld van vroeger, En ten tweede, de wetenschap dat ik mensen heb op wie ik eventueel zou kunnen terugvallen moest dat echt nodig blijken. Ook ben ik gedekt in geval van medische problemen en werkt ons mutualiteitsysteem (hopelijk) naar behoren. Die “sobere levensstijl” naargelang de plaatselijke bevolking heeft dus zeker zijn grenzen en lijkt me soms een beetje hypocriet.
Wat bedoel ik nu met de paradox? Die algemene houding van economisch leven en besparen speelt meestal ook in de relaties met het werk en de NGO partners. Men gaat minder snel geneigd zijn om financiële tegemoetkomingen te maken tijdens het werk. In plaats van af en toe eens geen terugbetaling aan de NGO te vragen voor kleine gemaakte uitgaven, wordt men krenterig. Elke cent telt, net zoveel als voor de NGO en de mensen daar. Een te verwachten effect en niets wereldschokkend, maar één dat ik toch maar moeilijk als “solidariteitsgevoel” kan bestempelen. Dit nog meer aangezien de automatische reflex ook lijkt te zijn dit te rechtvaardigen door: “Ja maar, dat is toch ook een manier van zich integreren. Ik toon mijn sociaal engagement en solidariteit in mijn werk, maar toch niet financieel, dat is zelfs veel beter zo…”. De paradox bestaat er dus juist in dat men hier komt met een ideaal en daarvoor meestal belangrijke materiële opofferingen maakt, en éénmaal hier elke kleine uitgave drie keer dient om te draaien en er tien keer zo veel belang aan hecht..
Daar komt dan nog een element bij te kijken: quid van die zogenaamde “lokale bevolking” en hun inkomsten? Mijn opgespaard geld is misschien moeilijk te vergelijken met het kapitaal van mensen hier, maar met mijn bankrekening is het anders gesteld: volgens mijn maandelijks salaris val ik wel onder “lokaal” te klasseren. Ik heb net ontdekt dat mijn collega’s minstens net zoveel verdienen als ik, sommigen meer (maar die dan ook een familie hebben te onderhouden). Dan wordt diezelfde automatische reactie natuurlijk van:”ja maar, met wie zijn voeten spelen ze hier?” Solidariteit, allemaal goed en wel, opofferingen maken, oke, maar vergeleken met wie? Tenslotte kom ik van een ander land, met bijkomende kosten zoals kosten om mij te installeren, het zoeken en bewoonbaar maken van een nieuw huis, communicatiekosten met de mensen van thuis (yep, dagelijks toch wel een 2,5Eur op cybers - en toch wel gedeeltelijk voor die fameuze brugfunctie die mij zo ter harte gaat), uitgaven om land en cultuur te ontdekken (hoewel, ere wie ere toekomt, daar wel deels een vergoeding voor in het begin is). Feit blijft dat we nog steeds een aantal meer-uitgaven hebben, en als men dat moet halen met een lager salaris dan dat van de collega’s, is het wel even slikken.
En zou men zich dan nog durven vergelijken met de Canadese of Franse cooperatie, die (vergeleken met ons althans) zwemmen in het geld, gebarricadeerd zitten in geklimatiseerde wijken en villa’s met privé bewaking en luxe-slees (maar dan ook het slachtoffer worden van regelmatige kidnappingen)? Hoewel ik niet in hun plaats zou willen zijn, blijft een vaag gevoel van onbehagen even nazinderen terwijl ik in mijn taptap kruip, een plaatsje tracht te veroveren waar ik kan ademen tot mijn voorlopig thuis. Daar is zelden of nooit elektriciteit of lopend water en ik ga maar vroeg slapen in mijn kaal achterkamertje na een (verloren) veldslag te hebben gevoerd met de muggen. Tja, dan is het soms wel wat moeilijker dat allemaal filosofisch op te vatten he.
Oh, ik hoor het al komen, als we dan toch beginnen te vergelijken, probeer eens bepaalde andere mensen hier, de bedelaars die ik dagelijks op straat zie, de schrijnende armoede in de bidonvilles overal. Neen, ik heb zeker geen recht tot klagen vergeleken met hun, en daar ben ik me ook wel van bewust.
Maar men vergelijkt nu eenmaal vanuit dagdagelijkse realiteiten, en dat zijn dan vooral de mensen met wie men werkt. Dat die deel uitmaken van een al gelukkige minderheid voelt men minder aan. En dan rijst de hamvraag: in welke mate mag men meer eisen van de lokale partner? Kan men zich baseren op elementen om meer dan collega’s te krijgen, zoals hogere uitgaven, soms hogere vorming? Zou men het principe moeten volgen van “gelijk werk, gelijke betaling”? Of mag die rijke westerling wel eens een aderlating geven aan zijn spaarvarkentje en een vaag idee krijgen over leven met minder middelen?
Ditzelfde is ook deels op een ander niveau van toepassing: de werkomstandigheden en uren/vakantie. Grote discussie gehad hierover tijdens de VOLENS ontmoeting: zou men zich moeten gelijkstellen met de collega’s qua werktijd of minima eisen? Klinkt misschien belachelijk maar is wel deels fundamenteel. Misschien duidelijker met een voorbeeld.
Florence, een jonge, gemotiveerde cooperante werkt bij de Jezuïeten in het noorden van de Dominicaanse Republiek. Die gasten doen eraan door, ploegen maar voort,, zoals wel bekend en zondag niet werken nemen is al limiet. Natuurlijk is het gemakkelijk abstract te zeggen: ja, neen, je moet toch ook niet overdrijven, er zijn grenzen aan wat je kan. Maar wat doe je als je als ENIGSTE niet afkomt, als je steeds die drukt voelt van anderen die wel zoveel werken? Want er zijn natuurlijk honderd en één dingen te doen, de één nog dringender en prioritair dan de andere. Men komt met de bedoeling toch (een klein deeltje van) de wereld te veranderen, en als men vindt dat die dingen gedaan zouden moeten worden, dan is het moeilijk “neen” te zeggen zonder schuldgevoelens.
Dat men hier ook is om zich te integreren, het land te leren kennen, rond te reizen, wordt dan vaak secondair. Erger nog, gewoon doodleuk vakantie nemen, even uitblazen en afstand nemen,
Maar, laten we ook eens een andere aspect bekijken: quid van onze sociale rechten en het sensibiliseren van werknemers? Zijn we het niet deels aan heel onze westerse vakbondsstrijd verplicht om daar niet aan mee te werken, die hier te promoten, hoe groot de verleiding ook is? Misschien niet meteen anderen aan te zetten stakingen te doen en piketten organiseren, maar toch een ander voorbeeld te tonen, eentje waarbij het werk niet het centrum van een bestaan is.
Aan de andere kant, is dat hier wel realistisch, waar mensen nog tien keer meer zwoegen gewoon om te overleven, zonder dat er sprake is van motiverend of voldoening gevend werk? Wat doet men daar dan mee? Hangt dat af van elkeen, situaties waarin men zich goed voelt en dus de verantwoordelijkheid van elkeen om daarover te beschikken – en indien nodig zich te verzetten tegen wat hem wordt opgelegd of wat impliciet verwacht wordt van hem? Misschien dat sommigen zich slecht zouden voelen minder te moeten werken, of dat sommigen liever heel intensief werken om daarna een langere vakantie te nemen en volledig met iets anders bezig te zijn….
Ja, allemaal moeilijke vragen, en zoals jullie kunnen merken probeer ik geen algemeen of definitief antwoord te geven, dat is ook niet de bedoeling, meer te tonen waar ik op het moment mee bezig ben, na vier weken ter plaatse te zijn… Maar laat me duidelijk zijn, ik prijs me gelukkig hier te zijn, en vergeleken met andere VOLENS cooperanten ben ik met mijn gat in de boter gevallen.
Zo zit ik in een hoofdstad, met toegang tot westerse producten en mentaliteiten, met een grote concentratie van cooperanten van overal wat zo’n beetje een erasmus-sfeertje schept. Mijn werkomstandigheden zijn zeker niet te beklagen, interessant en veeleisend werk, grote onafhankelijkheid voor het behandelen van mijn dossiers, geen onredelijke werkdruk of onmogelijke uren, op het eerste zicht sympathieke collega’s en aangename werksfeer, een eigen computer waar ooit in de nabije toekomst internet op zou moeten komen, twee auto’s en een motto ter onzer beschikking (af en toe hopelijk ook voor privé gebruik), een aantal activiteiten gepland om mij het land en de taal te leren kennen, wat kan een expat nog meer wensen?!
Ja, ja, het zonnetje schijnt hier meestal en dat helpt allemaal wel. Maar wie weet komt er binnenkort een orkaan voorbij, letterlijk (ons seminarie van volgende week is afgezegd geweest omdat er waarschijnlijk ééntje in het zuiden gaat passeren, eerste keer dat voor mij iets omwille van een orkaan werd afgezegd…) of figuurlijk, dan zal het misschien wel allemaal iets anders geven… Tot dan houden we er de goeie moed in en bekijken we de dingen van de zonnige kant…
Sinterklaas – zaterdag, 6 december ’03
Madame Mimine, PauP, Haiti
Een grijze dag, zowel van weer als van humeur. Niet gedeprimeerd of zo, gewoon rustig, zonder drukte of activiteiten. Gezien ik niet speciaal zin had om naar buiten te gaan en dingen te bezoeken of mensen op te zoeken, maken we er maar een rustig dagje van. Had lectuur gevraagd hier en Barbara, de dochter van het huis die niets anders lijkt te doen als studeren, heeft me haar enigste fictie-boek geleend, eentje van Danielle Steel (vaak omschreven als een schrijver van “stationromannetjes”). Met enige twijfel ben ik er toch maar aan begonnen, blijkt dat het een relaas is over haar zoon, een manisch-depressieve die zelfmoord heeft gepleegd toen hij negentien jaar was. Het hele boek omschrijft haar strijd om hem proberen te helpen maar niets hielp. Perfecte lectuur voor zo’n dagje… Verder hoest en kuch ik veel, gezien ik er blijkbaar in ben geslaagd de rondgaande griep hier op te lopen… Wat kun je nu van meer on-exotisch en on-tropisch oplopen als dat? Nu ja, laten we maar tevreden zijn dat het niets meer tropisch en exotischer is…
Voor de rest wou ik toch even van de gelegenheid (en de huidige beschikbare elektriciteit) profiteren om eens wat meer te vertellen over mijn werk en mijn taken, gezien ik hier zo vaak vragen over krijg. Ik kan dit enkel nog op basis van mijn anderhalve maand hier doen, dus het blijft maar een gedeeltelijke (en dus waarschijnlijk niet perfecte) indruk.
De volledige naam van de NGO die me tewerkstelt is: “Groupe d’Appui aux Rapatriés et Réfugés”, en die werkt vanuit Port au Prince, de hoofdstad van Haïti. De NGO is in 1991 begonnen met de missie de situatie van Haitiaanse gerepatrieerde uit de Dominicaanse Republiek bij te staan en op te vangen. De Dominicaanse Republiek ligt ten oosten van Haïti en beslaat 2/3 van hetzelfde eiland. Daar spreekt men Spaans en heeft een meer Hispaans uiterlijk, lichter gekleurd. De economie is op een hoger niveau, ook een top toeristische bestemming.
In Haïti daarentegen spreekt men Creools en Frans, zijn de mensen zwart en de economische en politieke situatie momenteel eerder rampzalig. Het is het derde armste land ter wereld en dat is voelbaar. Vele Haitianen immigreren bijgevolg legaal of illegaal, vaak naar of via de Dominicaanse Republiek waar ze voor weinig geld aan de slag kunnen. Maar naargelang de politieke wil worden deze mensen meer of minder intensief (of zou ik moeten zeggen fanatiek) gerepatrieerd. De GARR werkte toentertijd bij de aankomst van deze (soms massieve) uitwijzingen, om een eerste (vooral materiele) bijstand te verlenen..
Ook de reïntegratie van deze gerepatrieerde werd een onderdeel van de taken van GARR – zoeken van familie, eventueel middelen ter beschikking stellen voor het gezamenlijk opzetten van gemeenschappen,…
Met verloop van tijd begon GARR echter de willekeur van deze uitwijzingen aan te vechten: meestal opgepakt op min of meer willekeurige basis (wat meestal overeenkomt met een donker huid) of tijdens razzia’s in wijken met een sterke concentratie van Haitiaanse inwijkelingen. Allerlei misbruiken vinden plaats tijdens deze uitwijzingen: scheidingen van families, uitwijzingen van in de Dominicaanse Republiek geboren Haitiaanse nakomelingen die nooit in Haiti zijn geweest, tot soms diefstallen en moorden. Daarom begon men deze problematiek ook politiek aan te kaarten en meer garanties eisen, het respecteren van de mensenrechten en internationale akkoorden en interne wetgeving. Dit is het werk van de “Plaidoyer”, proberen de (rechts)situatie af te dwingen en verbeteren. Tot dit doel zette men Comites van Mensenrechten op aan de grenszone, per gemeenschap. Deze bestaan uit vrijwilligers die gesensibiliseerd worden; een bepaalde vorming krijgen en daarna verondersteld worden de situatie op te volgen en watchdog te spelen.
Mijn officiele titel en rol hierin is: Assistance légale – Suivi des Cas. Maar zoals iedereen vraagt: wat houdt dat nu juist in ? Wat spook ik zoal uit de hele dag?
Wel, laten we beginnen met het routinewerk: ik ontvang en klasseer de fiches van de comités die aan de grens werken en bijhouden hoeveel en in welke omstandigheden mensen werden gerepatrieerd. Als er klachten zijn over mensenschendingen, worden die apart vermeld. In erge gevallen worden we dan verondersteld een suivi te verzekeren, bijstand of klacht indienen indien de feiten ernstig genoeg zijn.
Maar daarnaast heeft GARR zijn neus ook zowat gestoken in allerlei andere problemen met de grensregio: de mensensmokkel en –handel die mensen illegaal over de grens sluist, problemen tussen Haitiaanse en Dominicaanse gemeenschappen ivm diefstallen, vee, landeigendom, e.d. Regelmatig zijn deze klachten ook gericht tegen militairen of politie, die de zwakke situatie van Haitianen uitbuiten of zich racistisch gedragen. Deze belangrijkere zaken zouden moeten opgevolgd worden en eventueel voor de rechtbank gebracht worden – in theorie met de hulp van Dominicaanse advocaten. Volgens de filosofie van GARR is dit echter zeker niet genoeg en meestal worden deze zaken eerst en vooral politiek en mediatiek aangepakt. Dit is terug het element van Plaidoyer, het op de scene brengen van de problematiek en deze zaken aanklagen. In hoeverre ik hierin zou moeten meewerken zal wel deels van mij afhangen, Seppe, de vorige cooperant, hield zich meer met de juridische kant bezig.
Eén van de voor- zowel als nadelen als men een andere cooperant vervangt is dat de taken al redelijk omschreven zijn, dat er dingen worden verwacht van U, maar soms wilt men wel de zaken eens verschillend aanpakken. Ach, we zien wel hoe het loopt.
28 december 2003
Al bijna een hele maand geleden en dus hoog tijd om wat nieuws te geven.
Wat heeft december 2003 ons gebracht? Weeral heel wat anders dan de vorige maand, en waarschijnlijk weer heel wat anders dans de volgende maand (dat is net wat ik hier zo tof aan vind, de verandering, de verschillende werkelijkheden en werelden die ik zie, allemaal binnen hetzelfde eiland – hopelijk blijft het zo tijdens de volgende twee jaren…).
Eventjes kort want geen tijd om er verder op in te gaan:
Het seminarie van MUDHA, midden december in Santo Domingo.
Uitgegaan met Beaudelaine, Laurent&Rebecca en Nicolas&Christina - maandag naar het werk van Rebeca en Centro Bono met het SRJ.
De week vakantie met ons moeder in Juan Dolio, het all inclusive resort van Playa Real
Het weekend opnieuw in Santo Domingo met Laurent&Rebeca – uitgegaan naar el Monumento del Son
Twee nachten in Barahona met Pedro.
24/12 Het afscheidsfeest van Seppe en sluiting van het GARR-bureau.
25/12 Kerstmisavond en Kerstdag met mams 50ste verjaardag.
26/12 Vertrek van ons moeder – een morgen werken op bureau en afgesproken ’s avonds met Laurie in Dolce Vita, Petionville.
Welke karaktereigenschap vind ik het belangrijkste bij anderen?
Eventjes tijd voor de kwis: ken jezelf en anderen! Wat is de karaktertrek die ik het meest op prijs stel, degene die ik meest zoek en waardeer? Geen moeilijke vraag deze maand, op deze vraag heb ik mijn antwoord pasklaar. Ik heb er wel een aantal jaren over gedaan om te beslissen, er zijn ook zoveel goede eigenschappen dat het moeilijk is een prioriteit te stellen, maar uiteindelijk is er toch wel eentje naar voren gekomen. Wat is er anders nog voorbij gegaan als keuze? Eerlijkheid, engagement, vrolijkheid, gedrevenheid, onafhankelijkheid, zoveel dingen die ik belangrijk vind dat het moeilijk is om ertussen te kiezen. En toch, de winnaar werd: betrouwbaarheid, “reliability”, het feit op iemand te kunnen bouwen en hem vertrouwen. En dat brengt mij tot het volgende item van deze avond…
De factor “voorspelbaarheid” en het koffiedik kijken
Naar mijn mening is één van de fundamentele driften van onze maatschappij het zoeken naar zekerheden, naar voorspelbaarheid om zodoende te kunnen plannen en voorspellen. Eén van de hoofdpulsen die we hebben lijkt het beperken van kans en lot te zijn, niet onderhevig zijn aan veranderingen die niet gepland en bijgevolg niet gewenst zijn.
In onze westerse samenleving komt het persoonlijk succes op de eerste plek, en best een succes dat niet is bekomen door geluk of toeval. Neen, men bewondert het meest mensen met een plan, met een objectief en die zich zo organiseren dat hun projecten zich realiseren. Iemand bekijkt zijn leven volgens wat hij wou bekomen, en wat hij heeft bekomen, en dit is de maatstaf om voldaan te zijn. Dit werd van mij verwacht, dit heb ik gedaan en dit ga ik nu proberen te realiseren, een continue evalueren en verder plannen. Nu, in de westerse maatschappij lijkt men keihard tegen het lot in te gaan: als iets wordt beslist moet het worden opgevolgd. Natuurrampen die alles overhoop halen moeten worden bestreden, en niet gezien worden als iets onvermijdelijks, iemands engagement wordt juridisch bindend en men beperkt de gevallen van overmacht liefst zo limitatief mogelijk. Statistieken en onderzoeken worden opgesteld om gevolgen van acties te kunnen voorspellen, om te kunnen voorzien wat gepland en dus uitgevoerd moet worden. Al die verschillende vormen van koffie dik kijken, van handlezen en tarot passen ook in dit kader, geven een structuur en verwachtingen aan een groep mensen (vaak heimelijk en verdrongen van de maatschappij) die minder gelooft in de wetenschap. Denk aan de verzekeringen die zelfs kans en ongelukken moeten voorzien en de impact ervan zo veel mogelijk beperken.
Dit is waar op persoonlijk vlak, individueel gezien maar werd geïnstitutionaliseerd en veralgemeend. Nu wordt een regering beoordeeld volgens zijn programma (of dat zou toch het geval moeten zijn), een bedrijf volgens zijn winst als bewijs van de organisatie, een project volgens de bekomen objectieven. Ook in onderwijs wordt dit, weliswaar in mindere mate, toegepast. Dit is wat men moet kennen en slaagt men erin. Maar vaker wordt er tegenwoordig ook rekening gehouden met de individuele evolutie, zoals 80% op het einde van het jaar anders is voor iemand die het jaar begon met 90% of met 60%. In welke mate is men erin geslaagd de vooropgestelde resultaten te bekomen?
Hier in Haïti hoorde ik eens tijdens de mis een spreekwoord: Hoe kan men God doen lachen? Men vertelt hem zijn plannen voor de toekomst. Dat werd snel opgevolgd door het: de mens wikt, God beschikt-filosofie. Dat zoeken naar “voorspelbaarheid” lijkt hier echter te ontbreken, of op zijn minst anders ingevuld. Gezien men hier zo moeilijk op iets kan rekenen, worden er weinig plannen gemaakt en kijkt men er ook niet van op als iets zich niet realiseert. De toekomst is onzeker en het is moeilijk projecten te maken. Een gegeven woord is dan ook enkel een “engagement d’intention”, een vage belofte dat men zal proberen het te respecteren, maar als men dan uiteindelijk toch niet kan komen, of er kwam iets anders (beter?) tussen.
En wat ik nu absoluut niet kan beslissen is of ik een algemene houding zou moeten hebben om mensen te pushen hun engagementen te respecteren, of ik zou moeten proberen dit te beïnvloeden.
Afscheid nemen is altijd een beetje sterven.
Nu wil ik het even over een bepaalde karaktertrek van mij hebben, eentje die ik denk er bij mij feller in zit dan bij velen, of althans in grotere mate. Ik heb het daarbij over het hechten aan mensen, en het missen naderhand van die mensen.
Eventjes een woordje uitleg, al wil ik niet dat dit te zwaar of te psychologisch wordt. Het is maar om vast te leggen hoe ik mezelf momenteel zie, terwijl ik vijfentwintig ben en wie weet hoe ik hier later naar ga terugkijken.
Laat me het eens uitleggen aan de hand van een voorbeeld, gehaald uit een boek. In het boek ‘de Vriendschap’ (van Connie Palmer als ik me niet vergis) komt dat duidelijk naar voren. Op een bepaald moment is het hoofdpersonage, een meisje van rond de veertien jaar denk ik, er echt van ondersteboven dat hun oude auto wordt verkocht. De auto was al een tijdje in het gezin en moest worden verkocht. In het boek gaat het hoofdpersonage in de auto zitten om afscheid te nemen, van elk klein onderdeeltje, beseffende dat ze die ruimte waarin ze zo vaak gezeten heeft, zoveel uitstapjes mee zijn begonnen, nooit meer gaat zien. Voor de moeder was dit overdreven, tenslotte was het ‘maar’ een auto en ze zou daar niet zo fel bij moeten stilstaan. Dit werd echter doorgetrokken en ze werd door haar moeder verweten dat ze zich te erg aan dingen en aan mensen hecht. Omdat zo’n gevoelige aard gevaarlijk is, dat men daarmee niet gelukkig kan zijn en te vaak gekwetst gaat worden.
Zonder te willen overdrijven, ging deze passage mij recht naar het hart. Zo voel(de) ik mij zo vaak, Ik hecht mij aan dingen, aan mensen, en elk afscheid gaat mij door merg en been. A1s ik gewoon denk aan al de mensen met wie ik dingen heb gedeeld, herinneringen ophaal, gaande van prille jeugdliefdes, scoutskameraden, mensen van school, reisgezellen,, als ik die als in een film aan mij laat voorbijgaan, dan heb ik garantie tranen in mijn ogen. Niet eens één persoon in het bijzonder, gewoon die eeuwig doorgaande stoet van mensen van wie ik op de één of andere manier heb gehouden. Het besef dat ik het merendeel daarvan nooit ga terugzien, dat we nooit meer momenten gaan delen, dat het meestal definitief gedaan is.
En het meeste komt dat naar voren in afscheiden. Er zijn mensen die geen afscheid willen nemen, of kunnen, of ze zoveel mogelijk vermijden. Ik niet. Ik ben altijd al gek geweest op afscheiden. Op groepsverzamelingen probeerde ik steeds als laatste te blijven, om iedereen te zien vertrekken, om van iedereen afzonderlijk afscheid te kunnen nemen. Het was pas toen ik de uitdrukking ‘zuurzoet’ ontdekte, dat ik juist kon uitleggen waarom. Waarom ik die pijn tijdens het afscheid nemen toch zo opzocht, koesterde als herinnering. Dat toonde, bewees dat ik gehecht was aan die persoon, dat ik erom gaf, dat ik er misschien deels door was veranderd, dat ik die persoon ging missen, vaak (heel vaak leek het mij althans) meer dan omgekeerd.
Je hebt mensen die stoïcijns afscheid nemen, “allez, salut en tot de volgende keer… misschien”. Niet dat het hun niets doet, maar ze kijken vooruit, weten dat er andere ontmoetingen gaan komen. Ik natuurlijk ook, maar ik weet ook dat ik ze heel erg ga missen. Misschien voel ik daar soms wel een bepaalde ongelijkheid in, een onevenwichtigheid, als ik merk dat anderen er minder onder lijden, of er minder door geraakt zijn. Meestal verberg ik waarschijnlijk deels mijn geraaktheid.
Het afscheid dat ik pas achter de rug heb, hetgeen met al de mensen in België, is zeker de langste en intensiefste dat ik ooit heb meegemaakt. Niet allen het feit dat we elkaar niet gaan zien, maar ook dat ik in die tijd ga veranderen en zij ook, beide kanten gaan evolueren zonder dat te kunnen delen. Als ik terug kom, ga ik hen dan nog begrijpen en zij mij? Nu al bekijken een heel aantal mensen me alsof ze het niet begrijpen, alsof ik “raar” ben. Het is hun wereld en hun wens niet, en ze begrijpen ofwel niet waarom ik me ga begraven in erbarmelijke omstandigheden en mijn leven ga riskeren, ofwel begrijpen ze niet wat dat juist inhoudt, kunnen ze het zich niet voorstellen (of willen dat niet). Dat zal wel redelijk normaal zijn veronderstel ik, en ik verwijt zeker niemand iets, ieder kiest zijn eigen manier van leven en doelstellingen, maar als men niet kan vatten hoe en waarom de ander iets beleeft, kan men dan nog wederzijds begrip hebben? Of ga ik me bij mijn terugkomst geïsoleerd voelen, onbegrepen? Meerdere cooperanten hebben me daar al voor gewaarschuwd, dat zelfs hun betere vrienden niet echt kunnen vatten wat ze er juist doen en wat het eigenlijk uitmaakt. Na een half uur haken ze af en meestal onthouden ze slechts een paar kernwoorden, zoals “ja, hij werkt rond iets met mensenrechten” of “hij doet iets met vluchtelingen of zo, in welk land ook alweer? Eén of ander tropisch eiland, was dat nu Tahiti of Hawaï?”. En ga ik hun leven nog begrijpen en appreciëren, dat ze zich druk maken om hun laatste kapsel, of klagen over de Belgische politiek of welke kleren ze nu willen kopen? Nu al lijkt dat een eeuwigheid geleden en een andere wereld, ééntje met steeds elektriciteit en lopend water, echte douches en geen beker om zich af te spoelen, met DVD’s en cinema’s, internetbanking en supermarkten, H&M’s en schone, verlichte straten. Naar het schijnt is één van de moeilijkste momenten als men na de vakantie in België terugkeert, omdat men bij de eerste keer zoveel nieuwe andere ziet dat men snel went aan anderen.
Maar terug naar afscheid nemen. Regelmatig denk ik: “moest jij eens weten hoe erg ik je ga missen, hoe vaak ik hier aan ga terugdenken, dan zou je hier niet zo nonchalant tot ziens zeggen”. Dat gevoel alsof ik meer geef dan de andere, dat het voor mij belangrijker is dan de anderen.
Oh, volgens mij hadden een heel aantal mensen dit niet van mij verwacht, mensen die mij steeds hebben gezien als zo onafhankelijk, zo zelfstandig, alsof ik nooit iemand nodig heb. En kijk naar mijn hele levensstijl, alles spreekt het tegen, want het enigste dat ik lijk te doen, is continue afscheid nemen. Steeds van stad veranderen, reizen, verschillende dingen proberen, andere groepen opzoeken. Tot ik op bepaalde momenten zelfs schrik had dat ik eraan verslaafd raakte, het steeds veranderende gezelschap, de steeds teruggevonden eenzaamheid erna. Dat ik vreesde dat het een levenspatroon werd, een manier om zich niet echt te hechten aan mensen, omdat ik toch wist dat ik uiteindelijk doortrok, dus was het een veilige manier om intense relaties uit te bouwen en te ontwikkelen die daarna mij toch enkel de zuurzoete pijn van het afscheid gaven, en geen ontgoochelingen of teleurstellingen. Maar dat is al iets te diep gaan misschien…
Hoe dan ook wil ik even onderlijnen dat ik hier niet over klaag, of dat een slechte eigenschap van me vindt, integendeel. Ik denk dat het positief is geraakt te worden en gevoelens daarom te hebben. Moest ik nu in het verleden blijven leven, of mensenschuw worden, maar dat is verre van het geval, elke vorige ontmoeting stimuleert me juist in het gevoel dat er zo veel schitterende mensen zijn om te ontmoeten, te ontdekken, waarmee ik dingen kan delen.
Eén van de positiefste gevolgen hiervan is zeker dat ik me ertoe kan brengen om contact te houden, de moeite doen om emails of brieven te schrijven, of mensen te gaan opzoeken. Dat was drie jaar geleden één van mijn goede nieuwjaarsresoluties: mensen minder uit het oog te verliezen. En momenteel is het één van de karaktereigenschappen waar ik het trotst op ben. “Ik schrijf je nog wel” komt er bij mij niet lichtvaardig uit. Meestal hou ik mij eraan, hoewel de lijst steeds groter wordt. Regelmatig bellen of schrijven, tijd vrijmaken om te laten weten aan mensen dat ik aan ze denk (en ook voelen dat dat wordt geapprecieerd). Vroeger stoomde ik vaak maar door, op naar de volgende ontmoeting, de volgende fijne mensen, misschien ook onbewust om de vorige te vergeten of te doen verbleken, steeds maar nieuwe dingen en spannende ervaringen opzoeken.
Militaire interventies tijdens een dictatuur
In ons Belgenland heb ik me altijd vierkant verzet tegen de recente militaire interventies van de VS in Afghanistan en Irak. Vanaf veilige afstand vond ik dat het zogezegde invoeren van een democratie en het lijden van het Irakese volk maar een voorwendsel, een excuus was voor hun olie- en politiek gemotiveerde oorlog en dat denk ik nog steeds.
Als er verandering in een regime moet worden gebracht, dan moet dat volgens mij vanaf vanbinnen gebeuren, moet het volk zelf dat leiden en kiezen, niet via één of andere supermacht die dat beslist op basis van onduidelijke en arbitraire criteria. In plaats van al die miljarden in oorlogswapens te gieten, had men het beter als steun gegeven aan organisaties die het volk organiseren, klaarmaken om zelf hun keuzes te maken en zelf hun koers te bepalen. Nu hebben we het over een bezetting, één die niet gewenst noch heilzaam lijkt te zijn voor de onmiddellijke toekomst van de Irakese bevolking. Waar komt er anders van soevereiniteit, het zelfbeschikkingsrecht van elk land en volk?
Allemaal goed en wel in principe, maar sinds ik hier zit, ontdek ik toch een ander aspect. Het is de eerste keer dat ik bewust een dictatuur meemaak, van binnenuit. Nu kan men er natuurlijk over argumenteren of dit al dan niet een dictatuur is met een schone schijn van democratie, doch voor mij is het wel het meest extreme voorbeeld van een dictatuur dat ik persoonlijk ontdek. Op het moment lijkt er toch een groot consensus te bestaan dat de bevolking Aristide wil zien vertrekken. Maar het ziet er niet naar uit dat dat snel zal gebeuren. Aristide wil zeker en vast nog dit feest van tweehonderd jaar onafhankelijkheid van Haiti (het zogenaamde “bicentenaire”) meemaken en leiden, zoveel is duidelijk. Zelfs daarna twijfel ik aan zijn bereidheid om de macht bereidwillig te verlaten.
31 december voor het presidentiel paleis
En wat doet men ertegen? Oh, protestacties en manifestaties worden wel georganiseerd maar eerlijk gezegd denk ik dat die op politiek vlak weinig gaan veranderen. Mijn indruk is veeleer dat er een vicieuze cirkel ontstaat, waarin beide kanten – pro en contra-Aristide – steeds extremer beginnen te denken en reageren. De bevolking mort en manifesteert, de oppositie protesteert in alle toonaarden en bepaalde groepen stellen een alternatief voor maar wat daarvan is haalbaar? En wie luistert ernaar? Dat de universiteit niet gaat openen na de kerstvakantie omdat chimères de 17de december zijn binnengevallen in de universiteit en vijfentwintig studenten hebben gekwetst en de rector zijn benen gebroken toen die tussenbeide wou komen? Volgens mij verliest hij daar geen slaap over. En de internationale gemeenschap? Die legt economische sancties op, even zozeer voor de verplichtingen van Haïti betreffende de privatisering van bepaalde diensten als voor zijn mensenrechtenschendingen en gebrek aan eerlijke verkiezingen (en ik vraag me af welke overtredingen hierbij het zwaarst doorwegen?). Maar trekt hij zich daar iets van aan?
Volgens onze Belgische ereconsul (officieus natuurlijk maar zonder veel rookgordijnen) is de enigste manier dat er hier iets verandert is via een Amerikaanse interventie, zoals vroeger al is gebeurd. Maar met de presidentsverkiezingen in de VS dit jaar en de huidige buitenlandse politiek lijkt dat heel onwaarschijnlijk.
Ik denk ook aan de mogelijkheid van een coup d’etat of een aanslag, maar wat er daarna zou gebeuren is nog onduidelijker. Maar hier zie ik wel dat het niet genoeg is om een bevolking te hebben die verandering wil, en dat er niets zo frustrerend is om niets te bekomen via democratische middelen. Hiermee praat ik militaire interventies zeker niet goed maar wel twijfel ik eraan hoe we er hier uit gaan geraken.
Maar ik hoop wel dat ik er bij ga zijn als er veranderingen komen… Dat is natuurlijk een zeer egoïstische wens, maar ik zou heel graag wel een radicale verandering meemaken hier, niet alleen voor de Haitiaanse bevolking, maar ook omdat het voor mij zeer interessant zou zijn om mee te maken. Nu al krijg ik regelmatig emails van vrienden die over Haïti lezen in de actualiteit en het wat opvolgen en het zou wel cool zijn om een revolutie van dichtbij te zien. Natuurlijk, niet van te dichtbij (ik ben niet van plan mee het paleis te bestormen) en ik besef zeker wel dat er gevaren aan verbonden zijn, maar vanuit mijn ervaring tot nu toe (en naïef als ik ben), zie ik die toch meer gecentreerd, Een revolutie gebeurt volgens mij niet in alle straten, is niet overal tegelijk en allesomvattend. Zelfs tijdens de 1ste januari, met allerlei manifestaties en in Gonaive tot een roep voor onafhankelijkheid, waren de problemen of incidenten zeer gelokaliseerd.
31 december
Op het moment is het oudejaarsavond en dus traditioneel toch even tijd voor introspectie en zelfbeschouwing.
Oke, eventjes een lijstje maken van wat ik het tofste vond in 2003:
- het lesgeven van talen aan de Academie des Langues in Luik, mijn eerste echte kennismaking met het doorgeven van kennis en vormgeving, wat een ontdekking
- Parijs in de lente, en mijn verblijf in de cite internationale universitaire
- de nacht doorgebracht voor op de conclusies en mijn mislukte powerpoint presentatie daarvan tijdens de wereldconferentie
- het afscheidsfeestje in het appartement van mijn bazin van de UNESCO in juni
- het terugvinden van Tunesië voor de Arabische zomercursus – RISK spelen tot een gat in de nacht – een vakantieliefde– terugkeren naar het concert van El Jem, een gerestaureerd Romeins amphi-theater
- de video’s bekijken van Annie Griffin, een Amerikaanse die in Edinburgh films en series realiseert en ik in Tunesië had ontmoet
- de vijftiende augustus in Luik (die ik mij voor één keer kan herinneren) met de Belgen van Tunesië
- september: de avond in een klein dorpje in Libanon waar ik strandde met Amy, een VN werkster in Sierra Leone - bezoek aan de ruines van een fort – bijna gebeten door een slang – thee gaan drinken bij een familie die ons uitnodigde te blijven slapen en ons de lokale dansen wou leren
- mijn sollicitatie gesprek bij VOLENS en met Argelia
- de weken net voor mijn vertrek, met afscheid van iedereen
- oktober: het laten zetten van mijn tatoeage (dat ga ik hoe dan ook niet kunnen vergeten, zelfs al zou ik het proberen…)
- hoewel ik er niet bij was: de vijf geboren kinderen dankzij mijn spermadonaties in Antwerpen
- de doorgekletste nacht met Stephanie en Alex in Benja’s appartement
- de week in december doorgebracht in twee voor de prijs van één, all-inclusive Juan Dolio (Dominicaanse Republiek) met ons moeder (duiken en luieren)
Mijn drie goede voornemens waren voor 2003 (best wel gerealiseerd):
- professioneel: (betaald) werken vinden in een ontwikkelingsland
- relationeel: ? weet ik niet meer?
- lichamelijk: mijn tatoeage (met respect in het Arabisch) - staat er nu, en tevreden dat ik er van ben
Goede voornemens voor 2004:
- professioneel: Creools leren
- relationeel: geduld, geduld en geduld oefenen
- lichamelijk: ofwel leren dansen (waar beter dan in de Caraïben?), ofwel een muziekinstrument leren bespelen
Ach, mijn nieuwjaarsresoluties doen me toch altijd een beetje lachen. Het is altijd een onderwerp geweest dat aanleiding gaf tot discussies, net zoals de planning van mijn leven. Mijn standpunt is altijd geweest dat als je iets wilt worden, dat meestal wel te doen is en te veel mensen het te snel opgeven of niet echt proberen. Zo hoor je soms mensen zeggen:”ja maar schat, daar kan ik toch niets aan doen, ik ben gewoon jaloers.” Of nog:”ja, je weet toch wel hoe slordig ik ben, het spijt me.” In een ander register:”daar ben ik niet slim genoeg voor.” En laatst:”ik heb het nu eenmaal moeilijk om mensen te vertrouwen, ik ben zo vaak bedrogen geweest door mannen/vrouwen.”
Hoewel ik niets wil afdoen aan bepaalde beperkingen die objectief zo zijn, nog aan de geldigheid van vroegere ervaringen die iemand hebben gevormd of getraumatiseerd, Wat me stoort is het afdoen als eigenschappen waar niets meer aan gedaan kan worden, alsof ze onveranderbaar zijn en dus maar te aanvaarden. Ik geloof dat men te vaak daarmee zijn/haar verantwoordelijkheid probeert te ontsnappen. Meestal zijn die eigenschappen wel te veranderen, of op zijn minst te beïnvloeden of af te zwakken, maar WIL de persoon in kwestie dat niet, voelt zich comfortabel of zekerder met die manier van leven en wil dat anderen hem zo aanvaarden. Op zich is daar niets mis mee, maar dat zou dan ook zo moeten worden weergegeven, niet alsof het een geval is van overmacht.
Als je echt vindt dat je te jaloers bent, dan hangt het van jou af om dat te veranderen, dat zit allemaal in jouw hoofd, niemand anders kan dat. Bijna alle eigenschappen kunne versterkt of afgezwakt worden en dat is een kwestie van wil, van keuze, van werken aan jezelf. “Sorry, ik ben zo slecht met namen” betekent dat de persoon eigenlijk niet bereid is de moeite te doen om daaraan te werken. Misschien dat hij meer moeite gaat moeten doen als een andere maar er is niets onmogelijks aan. Nu zeg ik niet dat bijgevolg elke slechte eigenschap kan weggevijld worden, maar te vaak ziet men het als een onmogelijkheid en wil men niet veranderen. Daar is niets verkeerd aan, niemand moet perfect zijn maar het stoort men dat men het niet zo zegt. Ik heb mijn eigen karakter bewerkt en beïnvloedt en geloof echt dat iedereen dat kan.
Nu weet ik wel hoe dit dagboek soms klinkt, erg zelfzeker en egocentrisch. Nu sorry, maar ik denk dat de meeste dagboeken zo klinken. Dit is mijn privé, enigste dagboek dat ik bijhoud en hoewel het soms niet altijd precies zegt wat ik wil, dat ik dus twijfel of een lezer mijn boodschap en bedoeling juist ontvangt, is dat ook bijkomstig. Ik schrijf het eerst en vooral voor mezelf, niet als een brug naar anderen. Aangezien ik echter van het principe ben geworden dat mensen mij zo volledig mogelijk mogen leren kennen, probeer ik niets van me te verbergen of sympathieker te laten klinken. Dit is wie ik ben, en ik hoop dat de mensen die dit lezen mij al van vroeger kennen en het in zijn juiste context kunnen plaatsen. Hoe dan ook zullen er altijd wel verrassingen tussen zitten, voor al mijn kennissen maar dat is toch de bijbedoeling van dit dagboek, neen?
Subscribe to:
Posts (Atom)